LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Michael Tedja – Exclusief

30 aug, 2019

Ik ben de subjectieve man die er de pionnen neerzet

door Hans Puper

De bundel Exclusief telt vijf delen: ‘Communicatie: zonder geweld was er niets dat bond’, ‘Cultuurverschillen: de gemaaide haren van het gras’, ‘Werkwijze: zo zwart als de bloedende stier’, ‘De casus: weg met de zwaarte!’ en ‘Conclusie: de wereld vreest asociale media.’ Communicatie, cultuurverschillen, werkwijze, casus en conclusie: het lijkt wel een onderzoeksrapport en dat is het in zekere zin ook: over de stand van zaken in de huidige samenleving. Het gedicht ‘Oester’ gaat aan de delen vooraf. Daarin lezen we dat deze pas opengaat als hij het idee heeft dat zijn toekomst niet door anderen wordt gefrustreerd en hij zich onder gelijken bevindt, d.w.z. degenen die zich graag ‘echte Hollanders’ noemen – die kwalificatie is van mij, niet van Tedja. Samen wekken de titels verwachtingen over spanningen in een multiculturele wereld. De bundel wordt afgesloten met een ‘Traktatie’: drie gedichten, een van van Tedja zelf en een van Gean Moreno en Edgar Cairo. De laatste twee heeft Tedja vertaald uit het Engels en Surinaams.

Michael Tedja (Rotterdam 1971) is dichter, schilder en schrijver. Als Nederlander van Surinaamse afkomst beschrijft hij de omgangsvormen, maatschappelijke verhoudingen en de zoektochten naar identiteit, die nooit eenduidig zijn, behalve voor die oesters misschien – dat denken ze tenminste. Hij volgt daarin een geheel eigen weg, buiten de voorspelbare analyses en gedroomde oplossingen. ‘Geef je niet over / aan het onbegrip. Geef je niet aan / het begrip.’ (Mooie enjambementen). Identiteitsproblemen bestaan – niet in het minst omdat we er meerdere hebben – maar het is niet terecht om van de zorgen over identiteitsproblemen een probleem te maken: ‘Geen identiteitsproblemenproblemenprobleem’, zegt de dichter gekscherend. De citaten komen uit de gedichten ‘Tulp’ en ‘Stem’, uit respectievelijk het eerste en tweede deel.

Mooi is het laatste gedicht van de eerste afdeling, ‘Vraag’, waarin ook onderscheid wordt gemaakt tussen vader en zoon enerzijds en moeder en dochters anderzijds.

Vader Geboren 04-04-1930 te Suriname
Moeder Geboren 30-06-1937 te Saint Vincent en de Grenadines
Kind Geboren 14-05-1967 te Sao Tomé en Principe (vr)
Kind Geboren 27-10-1968 te Schotland (vr)
Kind Geboren 23-01-1976 te Sierra Leone (mn)

Wie van de twee heeft de wereld op zijn schouders?
Wie van de drie heeft de wereld op haar schouders?
Wie van de vijf heeft de haren in vlechten gebonden?

Wiens houding tegenover de wereld is een uitroepteken waard?
Wiens houding tegenover de wereld is een teken van onzekerheid?
Wie vinden er dat in de wereld alles steeds hetzelfde blijft?
Wie zeggen tegen die wereld – vicieuze cirkel?

Wie zegt regelmatig – ik ben veranderd?
Wie zegt regelmatig – ik ben gemengd?
Wie zegt – ik word opgemerkt?
Wie zegt – er is iets veranderd?

Als laatste.
Wie zegt – ik sluit mijn geheugen uit?

Met andere woorden.
Wie van de vijf is een esculaap?

En
Wie is diegene?

Die esculaap (bekend van de sticker die artsen op hun autoruit aanbrengen) is een sterk beeld: de om een staf gedraaide slang staat voor herboren worden en genezing, omdat hij zijn huid kan afwerpen. Heel wrang in dit verband: moet je jezelf verloochenen door afscheid te nemen van je huid ? En doe je daar anderen kwaad mee? Diezelfde slang kan ook bijten, met de dood als gevolg. Wat voor mens ben je, als esculaap?

Voor iemand die niet wordt beschouwd als ‘echte Hollander’, zijn omgangsvormen en inclusiviteit niet iets vanzelfsprekends. Verschillende keren wordt opgemerkt dat die Hollanders niet van hun gewoonten af te brengen zijn. In het prozagedicht ‘Korf’ (p.19) lezen we bijvoorbeeld: ‘De Nederlander kortwiekte het grasveld. Maar niet uit ideologische overwegingen. Nederlanders doen dat zo en dat doet niemand ze na.’ Of, omineus: ‘Een aantal geïnteresseerde blanken luisteren naar mij / Het gras is van de stam die vasthoudt aan haar cultuur // De regen valt en op het gras ligt tropisch fruit te rotten / Ik ben de subjectieve man die er de pionnen neerzet’ (‘Gras’, p. 27) of: ‘Agressie is de haat die vloeit in het licht / Agressie is het licht in het gras dat rood en zwart kleurt’. (‘Stier’, p. 32).

Tedja bouwt een ingenieuze interne symboliek op. Het mooie daarvan is, dat je daarbij niet kunt spreken van strikt vaststaande betekenissen, maar fluïde betekenisvelden. We weten allemaal wat ze ongeveer betekenen, maar dat kan per lezer verschillen en dat past precies bij de samenleving die hij beschrijft. Hij doet dat bijvoorbeeld met woorden als stier, spiegels, scherven, eten, skinhead en beer. Het hart is een voor de hand liggend symbool, maar ook daar doet hij bijzondere dingen mee. Een citaat uit ‘Duister’ (p. 31):

Mijn hart gaat relaties aan.
Die hangen aan dunne touwtjes.
Aan de touwtjes hangen zinnen.
Mijn hart spreekt in metaforen.
Metaforen die ik onregelmatig in bedwang houd.
De mensen eten het hart dat ik open.
Als ik mijn hart opknoop blijft voor eeuwig gesloten.

Maar dat hart loopt veel gevaar in een maatschappij vol ‘schijnheil’. In ‘Teken‘ (p. 34/35) lezen we de regel: ‘Het schijnheil is op weg naar de Koopman van Venetië’, de verwijzing naar het stuk van Shakespeare waarin de geldschieter Shylock het beloofde pond vlees uit het lichaam van koopman Antonio opeist, omdat hij in gebreke blijft bij de terugbetaling van zijn lening. Shylock wil zijn hart uitsnijden. Meervoudige identiteiten lopen ook gevaar: In ‘Zeis’, (p.39), over de praktijk op sociale media, zegt hij het zo: ‘Er staan zestien spiegelstukjes op rij. / Of ben ik het? // Je bent niet wijs. / Een vinger op je schervenhoofd met maanogen.’

Dichten is een manier om dat ‘schijnheil’ te bestrijden. Dat is al eens eerder gelukt. De laatste twee strofen van het bovengenoemde gedicht ‘Teken’:

Inspiratie haalde ik uit de veelbetekenende Dada-beweging.
De beweging die in het Zwitserland van 1916 ivoren torens aanviel.
Torens waarin het schijnheil van die tijd zetelde werden aangevallen.

De beweging bleef aanvallen en heeft haar tijd voorgoed begraven.
Tijd rust in het graf dat in contact met het verleden oprekt misschien?

Het juiste woord is daarbij van doorslaggevend belang, dat benadrukt de dichter regelmatig. In het artikel ‘Moorden voor een verhaal’ van Bart Funnekotter in de NRC van het weekend 10/11 augustus las ik een toepasselijk citaat: ‘Postmoderne filosofen als Michel Foucault en Jacques Derrida stellen dat woorden werelden kunnen scheppen. Taal is geen mediator [daar heb je weer zo’n intern symbool van Tedja] van “een” maatschappij om ons heen. Taal heeft een scheppende werking. Een dominant discours sluit betekenisgeving in en uit. Bijvoorbeeld, op het moment dat je iets “boreaal” noemt, bestaat het en kun je ernaar handelen’.  Tedja zegt het zo in zijn gedicht ‘Stank’ (p.26): ‘Je leest het meteen of de juiste woorden zijn gebruikt. / (…) In de geschiedenis // van het lezen is het grasman die de richting aangeeft.’

Tedja schept een veelzijdige poëtische werkelijkheid door een ingenieus samenspel van vorm en inhoud, wat zijn manier is om uitspraken te doen over de maatschappelijke werkelijkheid waarin wij leven. Je raakt met hem in gesprek, je discussieert, reflecteert en dat is nooit echt klaar. ‘Geef je niet over / aan het onbegrip. Geef je niet aan / het begrip’: dit zou het motto van de bundel kunnen zijn. De gedichten kun je op meerdere manieren duiden, vaak al op woord- of zinsniveau. Regelmatig lukt dat niet in zijn geheel, maar zonder het gevoel te krijgen dat een gedicht gesloten blijft: een tweede of derde keer lees je het weer anders. Ook heeft de bundel een sterke, functionele samenhang. De gedichten vloeien soms uit elkaar voort, soms commentariëren ze elkaar of ze veranderen de betekenis van voorgaande gedichten enigszins. En wat te doen met het gegeven dat het fragment na het openingsgedicht ‘Oester’ en de daaraan verwante fragmenten na deel 2, 3 en 5 geen paginanummering hebben en in de inhoudsopgave niet voorkomen?

Over de laatste afdeling, de conclusie, zeg ik niets. Dat is aan u, lezer. Een aanbevelenswaardige bundel.
____

Michael Tedja (2019). Exclusief. IJzer, 64 blz. € 17,50. ISBN 9789086841882

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...