De mystiek van het aardse
door Levity Peters
De poëzie van de Australische dichter Les Murray is de poëzie waar je heimwee naar had, zonder dat je wist dat het deze poëzie was. Het is poëzie die aan alles raakt; de wereld die je kent, en een onbekende, maar o zo vertrouwde wereld. Hij raakt aan je denken over de wereld, en laat je denken waar je niet eerder aan dacht.
Je kijkt anders tegen de werkelijkheid aan, elke keer wanneer je iets van Les Murray hebt gelezen.
Het is hoofdzakelijk verhalende poëzie, maar meer nog dan de verhalen die je geboden worden, krijg je binnenwerelden te zien. De mensen die beschreven worden, hebben een innerlijk gekregen, de dingen die ze meemaken, die ze veroorzaken, krijgen een betekenis die je als natuurlijk beschouwt, als zinvol, als gegrond.
Hoewel er absoluut geen vaagheid is in deze poëzie, is de wereld in deze poëzie transparant geworden. Zoals bij de mythische koning Midas alles wat hij aanraakte goud werd, zo wordt het leven bij Les Murray poëzie; alles waarop zijn blik valt, waar zijn denken aan raakt, heden of verleden, het maakt niet uit, de wereld wordt levendig. Hij lijkt niets uit de weg te gaan, lijkt nergens bang voor te zijn.
Auden mocht beweren: Poetry makes nothing happen, Les Murray laat zien wat poëzie vermag, en dat de zin en betekenis van poëzie kan zijn dat ze je kan laten thuiskomen bij jezelf, en nog verrijkt ook met de ervaringen van anderen.
Murray weet sommige beelden en verhalen zo in te prenten dat je ze bij je draagt, zelfs al lijken zij vergeten. Ik kom daar zo meteen op terug – Je wordt geraakt, aan het denken gezet, en je wereld is niet meer helemaal dezelfde, je bent hem anders, meer, of dieper bewust geworden. Het wonder van deze poëzie is dat ze zo levend is, dat ze een eigen adem lijkt te hebben die zij op jou als lezer overbrengt:
POËZIE EN RELIGIE
Religies zijn gedichten. Ze verenigen
ons daglicht-ik en onze dromende ziel, ze brengen
onze emoties, instinct, adem en aangeboren gebaren
bij elkaar in het enige hele denken: poëzie.
Niets is gezegd voor het uitgedroomd werd in woorden
en niets is waar wat alleen maar in woorden verschijnt.
Een gedicht, vergeleken met een religie in volle ontplooiing
is misschien als de korte huwelijksnacht van een soldaat –
om van te sterven en leven. Maar dat is een kleine religie.
De volgroeide religie is het grote gedicht in liefdevolle herhaling
en moet zoals elk gedicht onuitputtelijk zijn, en volledig,
met wendingen waar we vragen Waarom heeft de dichter dat nou gedaan?
Uit: The Daylight Moon (De daglicht-maan, 1987)
Hierna citeert hij eerst Mark Twain, die Huckleberry Finn liet zeggen: ‘Een leugen kun je niet bidden’, waarop Murray aanvult: ‘je kunt er ook geen dichten. Het is dezelfde spiegel:/ als het beweeglijk is en flonkert, noemen we het poëzie,// en religie, als de kern is verankerd.’
Bij Murray is zelfs een uitgesproken filosofisch gedicht levendig en geïnspireerd, zijn de werkelijkheid en het denken over de werkelijkheid verweven:
HET LICHAAM IN DE FYSICA
De lucht heeft zijkanten, in een huis.
Vogels, versuft door de botsing, glijden fladderend
als geknakte paraplu’s langs onzichtbare steilten
snavelen stille doodskreten omsloten
in een knellend ovaal van handen, weggegrist
uit die delen van hun theorie die nog vliegen.
Als je ze naar buiten brengt, wachten ze
een hartslag lang en vallen omhoog, in een blazende
en zuigende kracht: de zwaartekracht der gevleugelden.
Uit: Poems the Size of Photographs (Gedichten ter grootte van foto’s, 2002)
Elk gedicht moet onuitputtelijk zijn, schreef Murray. Een lichte monoliet zou ik een gedicht als dit willen noemen; het is een mooi afgerond geheel, maar zodra je de regels opnieuw volgt, opent zich de ene denkruimte na de andere. Toch is het gedicht alles behalve cerebraal.
Terwijl ik De planken kathedraal nieuwsgierig zat door te lezen, stuitte ik al gauw op een gedicht dat ik al kende en enthousiast begroette als iemand die ik te lang niet had gezien. Het staat in Lunch and Counter Lunch (Lunch en schaft, 1974):
FOLKLORE
Wat de bezienswaardigheden van onze stad zijn?
Nou, je hebt dat skelet dat ze soms
in de bar van herberg De Rust ophangen
onder algemeen gegiechel en gefluister
het barmeisje is ooit haast gestikt van het lachen.
Het touw loopt door het plafond
naar de springveren van het grote
witte bed in de Bruidssuite
en als de knoken ook maar even knikken
wordt er getoost (één keer zelfs geknokt)
en zodra ze gaan schommelen klinkt er gejoel
en zie je klanten onthutst wegbenen
maar als ze dansen – ho, als ze dansen!
hij kent alle deuntjes op de huwelijks-
fluit, onze holheupige kameraad.
Er zijn er ook, let wel, die gewoon blijven hijsen,
dwars door alles heen. Stugge drinkers.
Boven de kroeg heb je de hemel
vol sterren, zoals ik buiten eens peinsde
terwijl ik de stroom van mijn
gedachten stuurde. Sommige mensen beweren
dat er een langer touw naar boven loopt,
maar dat betwijfel ik, eerlijk gezegd –
afijn, ik ben ook geen danser.
Verder hebben we vleesfabrieken en mijnen.
Verbazingwekkend hoe compleet dit gedicht is; het is ernstig én humoristisch, de banaliteit van het gegeven staat een blik op de hemel niet in de weg. Het vertelt over de al dan niet moedwillige bekrompenheid van het menselijk bestaan, en over de onwetendheid die, wanneer je wilt, nieuwe werelden kan openen. De dood wordt bijna achteloos met het leven verbonden, hij danst met het leven mee, zoals het skelet met het bruidspaar tijdens hun liefdesspel, maar ook met de dichter die zich excuseert geen danser te zijn, dus ook geen antwoord heeft op de vraag naar het langere touw dat naar boven zou lopen.
Vleesfabrieken en mijnen: liever het aardse, daar draait het hier om ‘in onze stad’. Leven van de dood, en graven naar het waardevolle, dat niet voor het oprapen ligt. Behalve voor Murray. De ruimhartigheid van zijn poëzie is verbluffend. Lange, pagina’s lange verhalende gedichten, maar ook zeer korte en bijna microscopische zoals dit uit Translations from the Natural World (Vertalingen uit de natuur, 1992):
RUGSCHILDTEEK
Luciferkop van liezen
spijkerkop in vacht
leegte jeuk van leegte
het bloed daarvan
in de kracht daarvan is
de rinnende levensadem is o de
zoete snee […]
enz.
Een gedicht dat je zowel in het Engels als in vertaling moet lezen, om het verschil in klank, hoe het Nederlands een gedicht vernieuwen kan. Vertaling is niet altijd verlies, het kan ook een extra zijn, zoals in ‘Driving Through Sawmill Towns’:
DOOR DE HOUTZAGERSDORPEN
1
In het hoge koele land,
afgedaald uit de wolken
over een deinende weg
naar een verre vallei
rij je, zonder haast. Je voorruit klieft het woud,
wiegend en fonkelend, en op open plekken hurkt
gebalde middagschitterring…
Dan kom je ze tegen,
de houtzagersdorpen, kale gehuchten van planken,
met een winkel misschien,
misschien ook een brug, verderop
en een zijdelings beekje
vol levendige kiezelstenen.
Uit: The Ilex Tree (De steeneik, 1965)
De afwezigheid van mensen wordt bijna tastbaar. Misschien een winkel, (de bewoners zorgen blijkbaar zelf voor hun levensmiddelen) misschien een brug (je hoeft geen water over, dat er wellicht niet eens is); een doodse, saaie woonomgeving, zo’n volstrekt geïsoleerd dorp. Bij gebrek aan menselijk leven zijn het de kiezelstenen die voor de dichter het levende vertegenwoordigen. Maar hoe schitterend ook is de weg naar zo’n dorp toe! Menselijkheid is bij Murray nooit ver weg. De op open plekken hurkende middagschitterring – hoe ver het menselijk leven ook van de natuur afgeweken lijkt, de dichter laat de natuur de vorm aannemen van de mens, en brengt ons haar zo nabij. Met liefde; het menselijke leven in zijn ware natuur.
Zo’n 500 pagina’s telt de bundel. Ik heb dan ook niet de illusie dat ik nog maar de helft van de gedichten grondig gelezen heb. Een onuitputtelijke bundel. Je kunt je door de gedichten laten meevoeren, jezelf verbazen over het ogenschijnlijke gemak waarmee de dichter zijn stem heeft vormgegeven, genieten van de nauwkeurigheid van zijn taal: geen woord te veel in een gedicht, maar ook geen woord te weinig.
Het is een zeldzaam meesterschap waarmee Murray poëzie haar bestaansrecht garandeert. Zolang er dichters zijn als hij, kunnen we ons laven aan de opwekkende kracht van woorden, die ook in de prachtige vertaling van Maarten Elzinga, ons het gevoel geven intenser te leven dan we doorgaans doen. Pure magie.
***
Les Murray (1938) publiceerde sinds de jaren zestig een onafgebroken stroom van gevarieerde en virtuoze poëzie, een oeuvre waarvoor hij onder andere de Duitse Petrarca-Prijs, de Britse T.S. Eliot-prijs en de prestigieuze ‘Queen’s Gold Medal’ ontving.
Vertaler Maarten Elzinga’s eerdere bloemlezing uit Murrays werk, De slabonenpreek, werd bekroond met het Charlotte Köhler Stipendium 2000. Voor The Weatherboard Cathedral / De planken kathedraal stelde hij een omvangrijke keuze samen uit de veertien bundels die Murray publiceerde, van The Ilex Tree (De steeneik,1965) tot Taller When Prone (Liggend groter, 2010), aangevuld met ongebundeld recent werk. Elzinga voegde een informatief nawoord toe en voorzag veel gedichten van aantekeningen.