In toom gehouden lyriek
door Paul Roelofsen
–
–
Een solide uiterlijk; de bundel Taboe is een perfect gebonden hardcovertje en ligt gepast in de hand. De omslag is zacht-zwart met op het voorplat binnen een cirkel een vintagefoto waarop voor een open kast met prullaria de dichteres in een tuinbroek. Dat laatste vermoed ik tenminste omdat zij de dochter is van een boomkweker.
Direct maar het gedicht waarin deze vader prominent in beeld komt:
–
Door de stille mist
boven het land
loopt mijn vader.
–
Hij telt
heesters en coniferen,
hij maakt toekomst
uit water en aarde.
–
Hij loopt hand in hand
met de som
van het verleden –
haar armen zijn koud
en haar blik is niet
op hem gericht.
–
Ik ben een kind
dat in de wind
bladeren vangt,
–
ze zijn zo licht,
zo licht.
Een korte maar heldere impressie van een vader en diens habitat en zijn nog rond dwarrelende dochtertje. Zijn zwaarte en verleden tegenover haar kinderlijke onbezorgdheid. Wat in dit gedicht opvalt, en bij nader inzien in alle gedichten, is de puurheid ervan; nauwelijks adjectieven, geen ingewikkelde zinsconstructies en een sobere interpunctie.
Judith Omtzigt (1975, Apeldoorn) groeide op in het Gelderse platteland, studeerde wijsbegeerte aan de Universiteit Utrecht en promoveerde en doceerde in de filosofie van de Grieks-Romeinse Oudheid aan de universiteit van Heidelberg. Zij publiceerde onder meer in Meander en in de verzamelbundel Hoogbegaafdheid Volwassenen.
De bundel bestaat uit drie delen waarvan het eerste geen titel heeft. Het tweede deel ‘Westerse wijzen’ relateert aan zowel wijsgeren (Plato, David Hume) als aan filosofische stromingen. In het derde deel ‘De cijferprins’ speelt naast de Griekse filosofie ook de mythologie een rol. Ik zal in het kort mijn licht over deze hoofdstukken laten schijnen.
Het eerste is sterk autobiografisch – zie het hierboven geciteerde gedicht – maar ook vaak beschouwend van aard.
–
Wanneer een boom je zegt
wezenlijk hout en langgerekt te zijn,
vraag dan niet of het waar is.
Want zijn taal, die aan de hemel raakt,
is al zijn vezels en zijn vormen samen.
–
Wanneer ik woorden zeg die zonder zwaard zijn,
door mijn aderen zijn heen gegaan,
berg dan de pijlen van je twijfel,
–
hoor mij dan als stilte aan.
Prachtig hoe hier taal, woorden en stilte met elkaar worden verbonden. Ook de andere gedichten in deze afdeling vind ik knap, alleen in het achtregelige ‘Emst’ stoort mij het veelvuldig gebruik van de alliteratie enigszins: ‘Waar waarde ontstaat: / tussen twijgen twijfel (…) // in de ochtendgeur van mist en mest, / in de rustende ruggen van de avondlucht, (…)’. Dit letterrijm verlevendigt de tekst weliswaar maar het doet dat m.i. hier te opvallend en dat leidt af.
‘Westerse wijzen’ begint met een senryu:
–
Rechtvaardigheid is
het einde van de terreur
der stompzinnigheid
Zo bondig en raak, men komt het zelden tegen. De tweede ode aan Plato is al even sterk: ‘De waarheid is mooi- / ze heeft geen gedicht nodig. // De leugen gaat gekleed / in twee woorden te veel. / Bombastische leegte / steelt de show / met schreeuwende strofen / op het toneel. // De waarheid zwijgt- / wie kijkt haar aan?’
De eerste en derde strofe bestaan uit enkele woorden om de waarheid te duiden en omsluiten de tweede die de leugen met te veel woorden schreeuwend probeert te rechtvaardigen. Een mooie opbouw. Naast mijn bewondering ook hier echter een kanttekening: er worden in meerdere gedichten wijsheden opgesomd – geen probleem – maar soms doen deze in de slotstrofes me denken aan tegeltjeswijsheid: ‘Ik geef een zot geen troon / als tien wijzen staan te huilen.’(Uit: ‘Smaak’); ‘Het hoogste goed / is liefde waard te zijn.’(Uit: ‘Graal’); ‘het moment waarop je niet / de kroeg wordt uitgesmeten, / is het moment waarin je alles leert.’(Uit: ‘Kroegenwijsheid’).
Het derde deel, ‘De cijferprins’, is speelser van toon dan de poëzie ervoor.
–
Je bent de dans van mijn verstand,
mijn gevoel voor ritme en kadans,
je bent het bal waarop letters elkaar treffen,
–
je bevrucht de taal met toverzaad –
ik oogst een blad gestolde stilte,
ik kleed de liefde in een rijmend feestgewaad.
Na de vooral wijsgerige poëzie in deze bundel is zo’n vers een aangenaam verzetje. Er hoeft niets over uitgelegd, het verbergt geen geheimen en blijft desondanks boeien, ook na het meerdere malen te hebben gelezen.
Judith Omtzigt is een perfectionist, ze weegt elk woord en construeert met grote precisie haar gedichten. Ik waardeer deze geserreerde wijze van schrijven zeer, maar… Of eigenlijk niks te maren. Of toch? Hoe dan ook, de bundel maakt me nieuwsgierig hoe deze dichter zou klinken wanneer zij de teugels zo nu en dan zou laten vieren of even helemaal los zou laten! Ik heb het idee dat door de voornoemde perfectie nog veel talent van haar verborgen blijft.
____
Judith Omtzigt (2021). Taboe. Uitgeverij Nobelman, 56 blz. €19,95. ISBN 9789491737732