door Hans Franse
foto Wikipedia
In de schouwburg, waarvan ik directeur was, heb ik drs. P een paar keer ontmoet als hij optrad. Dat hij de Zwitserse nationaliteit had en eigenlijk drs. Heinz Polzer heette, merkte je niet. Hij hoorde met zijn prachtige taalvondsten bij het Nederlandse cultuurbezit en door zijn geniale teksten bij de Nederlandse literatuur in ruime zin: hij was ook in het taalgevoelige Vlaanderen waanzinnig populair. Het was een keurig geklede man die de geur van goede sigaren, soms vermengd met die van een goed glas wijn, met zich meedroeg. Je zou haast kunnen zeggen dat het een wat onopvallende man was. Verhulde Herman van Veen zijn gezicht nog onder een gigantische pet, drs. P kwam met het openbaar vervoer, hij reed geen auto. Meestal was hij blootshoofds, soms droeg hij een bolhoed, altijd was hij vergezeld van een aktentas. Nu was dat reizen met het openbaar vervoer niet zo moeilijk, mijn theatertje lag aan de halte van de sneltram die U. met IJ. verbond. Wij begroetten elkaar, zeer formeel, wisselden beleefdheden uit. Dan probeerde hij de piano, die meestal niet op het podium was geplaatst maar dichtbij de mensen. Dan preludeerde hij wat, gaf ons een compliment voor de Yamahavleugel en improviseerde wat tot het publiek kwam.
Die improvisatie op de piano was bepalend voor zijn voorstellingen die altijd een mengsel waren van muziekimprovisaties en de lach genererende teksten zoals ‘De troika’, ‘De overkant’ of ‘Terwijl de kater sliep’. Zijn lied over ‘Broccoli, schorseneren en prei’ werd niet alleen in stilte genoten, soms zong de zaal mee, al was in deze nieuwe stad het spontane zingen niet erg aan de orde. Hij was niet als Joop Visser, ook een der grootste tekstschrijvers van die tijd, die soms eindeloos toegiften bleef geven als hij het naar zijn zin had.
Soms leek de econoom Polzer ook op een verstrooide professor: hij belde mij eens op vanuit Neerpelt in België, gelukkig in de ochtend, of hij die avond ‘hier dan wel daar’ moest zijn. Hij zat aan ‘de overkant’, de verkeerde kant van de grens. Gelukkig heeft het publiek die avond daar niets van gemerkt.
De laatste keer dat hij bij mij optrad kwam hij statig het theater binnen, zijn correcte kleding werd ditmaal bekroond met een bolhoed. Omdat ik na de voorstelling terug naar huis reed en daarbij Amsterdam passeerde, waar hij op een gracht woonde, bood ik aan hem naar huis te brengen. Hij accepteerde het enigszins aarzelend; op de snelweg merkte ik, dat hij niet lekker zat. Volgens mij was hij bang om in een auto, zeker midden in de nacht, door Nederland te rijden als er zulke gerieflijke treinen bestaan, die, zeker toen, stipt en regelmatig reden. Wel geurde de auto in de kortst mogelijke tijd naar een gigantische bolknak die onder de bolhoed vandaan kwam en gelijk een lekkende schoorsteen de betrekkelijk kleine ruimte totaal vulde. Ik durfde het raam niet open te zetten; angst voor een weggewaaide bolhoed overheerste .
Hij woonde op een Amsterdamse gracht, wat mij het merkwaardige plezier bood midden in de nacht ongestoord door het mooie Amsterdam te rijden. We schudden handen bij het grote grachtenhuis. Nog vele dagen hing er in mijn auto een geur van bolknak vermengd met een zware rode wijn.
Toen drs. P overleed, hoogbejaard maar lang spitsvondig, moest ik aan deze avond denken met de man die met zijn eminent spits en intelligent taalgebruik de Nederlandse teksten op een ongelooflijk hoog peil bracht. Hij inspireerde mensen als Ivo de Wijs en Eric van Muiswinkel, vond het Olleke bolleke uit en liet een schat aan teksten achter. Hij vertrok definitief naar de overkant.
We zullen hem missen, al blijven zijn teksten, op onnavolgbare wijze door hem zelf gezongen met zijn niet mooie, lichtelijk krakerige uiterst karakteristieke stem die zo voortreffelijk bij zijn teksten paste, natuurlijk bestaan.
Misschien snuffel ik vanochtend wel even in de auto of er nog iets van de geur van de inmiddels verschaalde Bolknak hangt.
–