Het vriendenloket
door Hettie Marzak
–
–
‘Ik ben een romantisch dichter, maar ik haat romantiek’
–
Ondanks de tegenstelling in zijn eigen, bovenstaande uitspraak is Roel Richelieu Van Londersele als dichter een romanticus, in wiens werk de thema’s dood, liefde en eenzaamheid in vrijwel elk gedicht zijn aan te wijzen. Hoewel dat zware thema’s zijn, is zijn poëzie zeer toegankelijk, wars van enige sentimentaliteit en verrassend origineel als men bedenkt dat deze thema’s al sinds het begin der tijden bezongen zijn. Dat geldt zeker voor zijn twaalfde bundel Het vriendenloket, die opent met het beschrijven van een oude man die zonder vrienden alleen achtergebleven is, dromend van een vrouw die hem verlaten heeft of die er nooit is geweest. De triestheid die deze beschrijving oproept, wordt gerelativeerd door het toevoegen van ironie, een procedé waarvan Van Londersele zich regelmatig bedient en door humor, die immers ook steeds een tragische voedingsbodem heeft. Uit ‘Het horloge’:
van een grote tafel voor veel vrienden,
maar hij vond geen geschikte timmerman
De titel van de bundel is ontleend aan de titel van het gedicht, ‘Het vriendenloket’, waarin de oude man een vriend wil boeken, maar:
met een ijzeren grille, waar je doorheen kan kijken
naar wat onbereikbaar is
–
hij zal morgen terugkomen,
maar de openingsuren zijn onvindbaar:
vrienden moet je raden
–
(…)
Vrienden kun je niet kopen. Het gedicht doet denken aan Het slot van Kafka: niet alleen is het loket gesloten en is wat daarachter ligt onbereikbaar, maar ook de openingstijden zijn onbekend, zodat het terugkomen op een andere dag ook vruchteloos zal zijn. Eenzaam tot in de eeuwigheid, zo lijkt het lot van de oude man te zijn.
De bundel is verdeeld in vijf afdelingen die veel aandacht voor de compositie en de symmetrie verraden: in de eerste afdeling, ‘Het loket’, zijn alle gedichten uitsluitend aan de eenzame man gewijd. Vanuit zijn perspectief en gedachtewereld leren we hem kennen. De derde afdeling, ‘Vrouw met voorraad’, bevat zes gedichten over een geheimzinnige vrouw, misschien wel degene van wie de man droomt. Deze vrouw moet de ideale vrouw belichamen, die de man voor alle kwaad zal behoeden. Maar deze vrouw heeft haar eigen wensen en verlangens, en man noch kinderen kunnen de eenzaamheid opheffen die ook zij voelt. Zij tast af of ze voor haar bestaan de man daadwerkelijk nodig heeft of dat zij zichzelf genoeg is. Als ze kiest voor zichzelf, vreest de man weer alleen te zijn.
In vijf gedichten wordt gesproken van ‘de vrouw’ en ‘zij’; in het laatste gedicht wordt de vrouw rechtstreeks aangesproken met ‘jij’, wat de hoop op een samenzijn doet vermoeden. Dat spreekt ook uit de laatste versregels van het laatste gedicht: ‘bij elk hek gaan we samen naar binnen / zonder kleerscheuren’.
–
ze staat aan de rand van het ravijn,
met in de diepte alles wat gemaakt is van wensen,
ze denkt aan de man van wie ze niet weet
of ze hem moet slopen of verdubbelen
–
verleid door de bergamot in haar parfum klautert een man naar boven.
ze dansen om elkaar heen, een dans die geen muziek verdraagt
–
nu heeft ze bloedrood fluweel in haar blik,
haar lichaam kijkt door haar kleren naar de man
die beweegt zonder ergens heen te gaan.
weet hij ook voldoende over blijven?
–
praten doet hij niet, haar optillen is zijn grootste wens.
was hij een paard, hij schonk haar een eerlijk zadel.
Man en vrouw worden opzettelijk gescheiden door de de tweede afdeling, ‘Een andere wereld’, die aandacht schenkt aan anderen buiten henzelf: de minister, de imker, de gekooide koning, in een toekomstige maatschappij die niet veel beter is dan de onze: ‘een vrouw kleedt zich aan voor de keizer die niet komt’ en ‘een kind weent zijn ouders bij elkaar’.
In de vierde afdeling, ‘Het spookhuis’, is er pas sprake van ‘wij’. Hier hebben de man en de vrouw elkaar gevonden, maar echt idyllisch is de liefde niet. De minnaars kunnen elkaar niet begrijpen, gewenning en sleur zijn langzaam in de relatie geslopen en zij zijn steeds verder uit elkaar gedreven, ook al hebben ze alles geprobeerd, tot aan een verhuizing toe, om er iets van te maken: ‘we zouden proberen bij elkaar te passen zoals een vaas en bloemen’.
Op de helling
–
hoe worden wij morgen wakker
met een schuine ochtend die afhelt naar een afscheid,
als koffie en melk die elkaar niet herkennen
–
waar brengen we de dag door
in het park dat geen enkele bank voor ons vrijhoudt,
of in de bergen die onze echo verdunnen
–
de liefde slentert door het jaar,
we brengen de gebreken van onze zomer in kaart,
kijken ernaar, de armen gekruist
–
we zijn gegroeid, maar niet op het zelfde adres.
als het regent, horen we niet hetzelfde water.
we schuilen niet, want schuilen brengt ons
dichter bij elkaar
In deze afdeling is de dichter veel minder toeschouwer, zoals in de vorige afdelingen, en worden de gedichten geschreven alsof het lyrisch ik en de dichter samenvallen. Er hangt een bittere weemoed over de gedichten, de weemoed van wie zijn verlangen in vervulling heeft zien gaan en nu tot de ontdekking moet komen dat het verlangen mooier was zolang het nog een wens was. Zoals de aanplakker uit Strindbergs Droomspel reageert, als die eindelijk zijn hevig begeerd schepnet heeft: ‘Het is wel goed, maar niet zoals ik het mij had voorgesteld, wel groen, zoals het moest, maar niet dat groen.’ Zoals het zoontje van Anton Coolen uit Het kleine rijk zegt na het uitpakken van de cadeautjes die Sinterklaas heeft gebracht: “Hoor eens vader, ik vind alles zo leuk, maar toen ik het nog niet gezien had, vond ik het nog veel leuker.’ Het is de reactie van een dromer, een romanticus, voor wie de werkelijkheid nooit overeen kan stemmen met zijn gedachten en voor wie het geluk altijd in de verte ligt.
De laatste afdeling is getiteld ‘Een meer van mogelijkheden’ en telt vier gedichten, waarin voorzichtig de hoop wordt uitgesproken dat we keuzes kunnen maken en dat niet alles al bij voorbaat vastligt, ook al heb je niet alles zelf in de hand. Er is slechts ‘één smalle deur waar niet iedereen doorheen kan.’
Van Londersele beheerst de taal als een goochelaar: al probeer je te volgen hoe hij het doet, hij zet je elke keer weer voor verrassingen, voor een ander resultaat dan je gedacht had. Dat kan alleen met jaren schaven en geduld betrachten, tot het gedicht geworden is zoals het de dichter voor ogen stond. Hij weet diepe gevoelens aan te roeren zonder te vervallen in sentimentaliteit. Onderwerpen die al zo vaak aan bod gekomen zijn in de poëzie weet hij fris en knisperfris te verhalen in een taal die zo gewoon lijkt, maar die door de bijzondere beeldspraak, zoals vergelijkingen en metaforen, van de dichter een heel nieuwe dimensie krijgt. Een voorbeeld: ‘de dag begint dun als een kat op het asfalt’ (Uit: ‘Vrijgezel’) en: ‘ze beweegt als een brood in de oven’ (Uit: ‘Met eigen route’), ‘ze hebben de piano meegenomen. / mijn muziek is gestorven zonder ziek te zijn.’ (Uit: ‘De armoede’)
____
Roel Richelieu Van Londersele (2023). Het vriendenloket. Poëziecentrum, 57 blz. €21,00. ISBN 9789056553012
———————————————
Handboek Van Londersele
door Hettie Marzak
–
–
Dat het werk van Van Londersele gewaardeerd wordt, blijkt ook uit het feit dat tegelijk met deze nieuwe bundel het Van Londersele handboek is verschenen onder redactie van Carl de Strycker en Koen Vergeer. Daarmee schaart Van Londersele zich in het rijtje van Vlaamse en Nederlandse auteurs van wie De Strycker ook een handboek verzorgde, onder wie Luuk Gruwez, Charles Duaal, Leonard Nolens en Miriam Van Hee, om er maar eens een paar te noemen.
Na een uitgebreide inleiding van De Strycker en Koen Vergeer over de dichter Van Londersele, een korte biografie en een auteursprofiel geven veertien collega-auteurs hun visie in gedegen onderzoeken naar de schrijversfiguur Van Londersele en diens werk, waarbij voetnoten, bronvermeldingen en registers niet vergeten zijn. Ook staan achterin het boek de personalia van de auteurs die een bijdrage geleverd hebben. (Waaronder Johan Reijmerink die jaren voor Meander heeft geschreven!) De prijzen die Van Londersele toegekend zijn, worden vermeld plus al zijn activiteiten die zijdelings met zijn auteurschap te maken hebben, zoals het oprichten van een uitgeverij, van literaire tijdschriften en internetplatforms, en het feit dat hij de eerste stadsdichter van Gent was.
Alle twaalf de bundels worden apart besproken in chronologische volgorde van verschijnen, waardoor de lezer zich kan verdiepen in samenhang, motieven, denkbeelden en ontwikkelingen in de poëzie van Van Londersele door de jaren heen. De eerste bundel, Marie Sans Toilette, verscheen in 1973; de nieuwste bundel Het vriendenloket in 2023. Er wordt gekeken naar het belang van het werk, hoe het ontvangen werd, hoe de bundel is opgebouwd en welke thema’s erin voorkomen, maar ook welke intertekstuele verbanden er aan te wijzen zijn en welke visie op kunst en literatuur aan bod komen. De besprekingen zijn bedoeld als inleiding of als leeswijzer, om de leeservaring te verrijken en te verdiepen. Het boek is daarom een mooie kennismaking met het werk van Van Londersele voor lezers die nooit iets van hem gelezen hebben, of het kan fungeren als een reisgids door het oeuvre van Van Londersele om de ervaren lezer van diens poëzie te wijzen op de bezienswaardigheden onderweg. Ook voor kenners van de bundels van Van Londersele staat er meer dan voldoende informatie in die nieuw en interessant is.
Het tweede deel van het Handboek bevat bijdragen over het proza van Van Londersele, over zowel zijn literaire romans als zijn uitstapjes naar het thriller-genre. Van Londersele schreef in 42 jaar vier romans: De dubbele mannen, De overtocht, De vriend van Vesalius en Reis naar mijn vader en een verhalenbundel: Gruwelijke vertellingen. De laatste bevat surrealistische en griezelverhalen met geheimzinnige en bovennatuurlijke elementen, en ‘In zeven van de tien verhalen valt minstens één dode te betreuren.’ Het boek verscheen in 1976; de schrijver was toen 24 jaar oud, wat misschien een verklaring kan zijn voor het feit dat het boek niet erg positief ontvangen werd: hij moest nog ervaring opdoen. Dat hem dat gelukt is, blijkt wel als zijn vijfde en voorlopig laatste roman Reis naar mijn vader verschijnt in 2018, geschreven in ‘heldere, levendige, Vlaamse spreektaal’. De hoofdpersoon Robbert Van Lierde, heeft dezelfde initialen als de echte naam van de auteur: Raoul Van Londersele. Hoewel volgens de auteur Patrick Van Hauwelaert het verhaal grotendeels geromantiseerd is, is het boek volgens Van Londersele zelf honderd procent autobiografisch.
Tenslotte zijn de thrillers aan de beurt voor een bespreking. Van Londersele schreef er drie, waarvan de laatste in 2008, onder het pseudoniem Londersele, maar koos daarna weer voor het literaire proza en nu weer voor de poëzie. Het Handboek is een welkome aanvulling op de bundels van Van Londersele voor iedereen die van diens poëzie houdt: interessant, diepgravend en ogen openend.
____
Handboek Van Londersele, redactie Carl De Strycker en Koen Vergeer (2023). Poëziecentrum, 107 blz. €25,00. ISBN 9789056552916