‘Het is vrij leerzaam om als dichter ook te recenseren’
door Jeroen van Wijk
–
–
Ik heb mijn werk als recensent nooit makkelijk gevonden, omdat ik voor een goede recensie ontzettend veel moet wikken en wegen tussen wat ik wil vertellen, waar ruimte voor is, waar ik de aandacht op wil vestigen, wat voor de lezer relevant is, etc. Natuurlijk zijn er relatief objectieve maatstaven die een recensent kan gebruiken om te oordelen of een gedicht in bepaalde aspecten wel of niet gelukt is (ritme, vorm, rijm, originaliteit, etc), maar het gehele proces blijft een subjectieve ervaring.
Omdat ik zelf ook dichter ben – of dichter in spe? Wat maakt een dichter een échte dichter? – en de ambitie heb om ooit een bundel te publiceren, wekt elke recensie die ik schrijf meerdere gewetensvragen op. Want wie ben ik om te oordelen over iemands werk, terwijl ik zelf nog niet eens een bundel heb geschreven of een publicatie van een gedicht heb in een prestigieus literair tijdschrift? En als ik dat wel zou hebben gedaan, heb ik dan het recht om mijn waarnemingen en gedachtes zo de wereld in te gooien? Ik heb literatuurwetenschappen gestudeerd en ben belezen, maar tijdens het recenseren blijft er altijd een licht imposter syndroom jeuken.
Daarnaast is de poëziewereld relatief klein. Wat voor gevolgen zou een negatieve of verkeerde recensie betekenen voor mijn eigen positie in deze wereld? Zal het mijn toekomstige, gekwelde lezerspoule van 46 tot 23 geïnteresseerden vellen? Zal ik een wraakrecensie krijgen? Erger nog, wat als ik een goede bundel of zelfs een (onontdekt) meesterwerk verkeerd beoordeel? Zullen mensen mij en mijn werk dan nog wel serieus nemen? Of vinden mensen recensenten überhaupt ijdel en stom? (Of genieten mensen het meest van de meest sappige, harde recensies die vol met ‘zingers’ geschreven zijn?)
Gelukkig maakt het allemaal niet zoveel uit en worden de namen van recensenten nog veel sneller vergeten dan de namen van de duizenden dichters die niet in het canon of in een verzameld werk zijn opgenomen. Los daarvan schrijven recensenten (hopelijk) niet vanuit de behoefte om een rare powertrip te vervullen, waarvan de noodzaak is ontstaan uit een of ander jeugdcomplex, maar schrijven recensenten omdat het leuk en interessant is om volledig in een bundel te duiken. Met wat geluk kom je in die bundel allemaal mooie dingen tegen die het ongetrainde oog vaker over het hoofd ziet, zoals onbekende vissoorten, rode parels, onorthodoxe koraalstructuren of mysterieuze scheepswrakken. Wellicht vind je alleen wat modder en een gebroken vishaak, maar wie weet is die ene vishaak toch wel heel ontroerend.
Het is vrij leerzaam om als dichter ook te recenseren. Je krijgt bijvoorbeeld poëzie voorgeschoteld waar je anders nooit in aanraking mee zou komen en leert om de mooie aspecten van verschillende soorten gedichten te waarderen, maar ook om kritisch te kijken naar wat er beter zou kunnen of ontbreekt. Deze kennis kun je vervolgens meenemen naar je eigen poëzie, zodat je niet het wiel opnieuw hoeft uit te vinden. Er is overigens, in ieder geval voor mij, een groot verschil tussen een bundel ‘gewoon’ lezen en een bundel analyseren. Zo zit ik bij het analyseren van een gedicht constant aantekeningen te maken over welke beelden, emoties en associaties het gedicht oproept, wat voor ritme, beeldspraak en metrum het gedicht heeft, of er mogelijk intertekstueel verwezen wordt, enzovoorts. Het analyseren is trouwens niet minder leuk dan een bundel ‘gewoon’ met een kopje thee op de bank lezen, maar het is wel tijdsintensiever en kost meer energie.
Wat een recensent van een bundel vindt, doet niet af aan het gegeven dat gedichten publiceren lef vergt. In zekere mate geldt dat ook voor het schrijven van een weloverwogen, eerlijke recensie. Als recensent leg je jouw mening en interpretatie voor de wereld bloot en hoop je maar dat je genoeg argumenten gebruikt, de juiste observaties maakt, niemand onbedoeld kwetst en geen belangrijke details hebt gemist. Je wilt de dichter niet tekortdoen, maar je wilt ook geen ruggengraatloze reclametekst schrijven.
Als dichter heb ik vaak genoeg kritisch commentaar op mijn gedichten gekregen. Soms kan kritiek ontzettend behulpzaam zijn en zie ik hoe de kwaliteit van mijn nieuwe gedichten met sprongen vooruitgaat, maar soms kan kritiek ook enorm demotiverend werken. Waarom zou je schrijven als anderen het al beter hebben gedaan? Waarschijnlijk kom je dan terug bij de vraag waarom je in eerste instantie bent begonnen met schrijven en kun je vanuit daar hopelijk weer nieuwe motivatie putten om verder te gaan.
In een eerder commentaar schreef Jan van Gulik dat de kunstenaar en de recensent niet tegenover elkaar staan, omdat de recensent de kunst niet wil evenaren of overtreffen. Ik ben het daarmee eens en vind dat je als recensent slechts een aanvulling op een werk kan geven. Een recensie kan niet bestaan zonder het werk, terwijl het werk wel zonder de recensie kan bestaan. Toch is het naar mijn idee fijn dat er recensies bestaan. Aandacht voor een bundel is relatief beperkt en een recensie geeft een weloverwogen bespreking die de dichter anders misschien nooit zou krijgen.