‘Zichtbaar worden in het poëtische landschap’
door Janine Jongsma
Kamiel Choi schreef op 13 september jl. een recensie van Laserbundel, het debuut van dichter en oogarts Oscar Tops. Het thema van de bundel is ‘zichtbaarheid’, hoe kan het ook anders bij een oogarts. Choi concludeerde dat het een bundeling is met verrassend veel scherpe diagnoses van onze werkelijkheid én mooie taalvondsten. Ik ga met Tops in gesprek over de recensie.
Maar wie is deze dichter eigenlijk? Oscar Tops (1980) is naast medisch specialist ook tekstschrijver voor de organisatie Loesje en hij maakt deel uit van de Klimaatdichters. Op Instagram is hij actief met gedichten en quotes. Zijn werk wordt regelmatig genomineerd en hij won al eens een prijs. Tops draagt regelmatig voor uit eigen werk. Momenteel verblijft hij in het Roland Holsthuis in Bergen om te schrijven.
Ik vraag naar zijn eerste indruk van de recensie en hij is zeer tevreden omdat Choi zegt: ‘Laserbundel is een proeve van poëtisch talent waarin Oscar Tops zeker zijn visitekaartje als dichter afgeeft.’ Grotendeels had Choi hem ook goed begrepen, hij licht het toe:
Sowieso de terugkerende rol van zichtbaarheid natuurlijk. Dat thema vond ik (naast mijn beroep als oogarts) ook van toepassing op een eerste bundel. Met die bundel wil je wat elke dichter wil: zichtbaar worden in het poëtische landschap. Iets wat hij niet genoemd heeft, maar vast wel begrepen, is dat ‘Watt =’ niet alleen staat voor ‘wat is’, maar ook voor de eenheid van vermogen, gevolgd door een wiskundig teken. Ambiguïteit in taal spreekt mij aan. Wat mij verder opviel: de gedichten die hij in de recensie in het zonnetje zet, zijn de gedichten waar ikzelf ook het meest tevreden over ben.
Choi gaf aan dat meerdere gedichten tot stand lijken te komen door toepassing van een standaardrecept met als basis de cryptische codering van een ervaring. Ik vraag hoe Oscar dit ziet en hij vindt dat een sterke bewoording. In het gedicht ‘Lola’ bijvoorbeeld gaat het over een zoekgeraakte kat, maar zonder dat het woord ‘kat’ wordt gebruikt. Choi zegt dat de lezer geleid verward wordt. Toch blijkt dat onze recensent iets gemist heeft volgens de dichter.
Wat alleen niet door hem genoemd wordt: als je ‘Lola’ omdraait, krijg je ‘al oL’. En dat zijn de eerste woorden van het gedicht: ‘al oLijfkleurig verdwijnt ze’. De kat lijkt definitief verdwenen, maar dat lot wilde ik omdraaien door haar tegen de verwachting in te laten verschijnen, fysiek zichtbaar te maken in plaats van op een foto. Die omdraaiing is wellicht wat vergezocht, maar als één persoon dat gezien heeft, ben ik al blij.
Ja, ik vind het te ver gezocht eerlijk gezegd. Dat vindt Choi waarschijnlijk ook want die had bij sommige gedichten het gevoel van ‘dit snap ik niet’. Hij geeft hier een voorbeeld van en ik moet toegeven dat ik het ook niet kan volgen, zelfs niet als ik het gedicht in zijn geheel lees. Ik vraag Oscar om een toelichting en voor de duidelijkheid plaats ik ook het fragment dat Choi aanhaalde:
–
Oefening hier dit is oEfening I tijd om te beginnen
open heup draai naar links I sluit oogleden voor ongemak
als nog-niet-lid I gebruik je nog niet alle woorden
–
(…)
Hier heb ik willen experimenteren, onder andere met het gebruik van leestekens. De Romeinse cijfers boven de strofen tellen op en dan weer af. En in plaats van meer gebruikelijke leestekens wordt tussen zinnen de ‘|’ gebruikt, soms twee of drie achter elkaar (overeenkomend met de Romeinse 1, 2 en 3). In de eerste strofe staan ze op drie plaatsen, in de tweede strofe twee keer, et cetera. De inhoud betreft de warming-up van een beginnende dichter, die lid wil worden van het dichtersgilde. Maar lidwoorden zijn weggelaten, zoals in het Latijn. De hoofdletter in ‘oefening’ verplaatst zich gedurende het gedicht, als een golf die zich naar voren beweegt. Licht is natuurkundig gezien erg bijzonder, omdat het zowel eigenschappen heeft van een straal, als van een golf. Deze lineaire verplaatsing van een grote letter, heeft daarmee te maken. Verder verwijst dit gedicht naar het bovengenoemde ‘Lola’ (met in de eerste regel een hoofdletter op een onlogische plek). Zo verwijzen sommige gedichten naar elkaar, als een straal die door spiegels heen en weer gestuurd wordt.
Op mij komt het over als een ingewikkeld woordspelletje waar je als lezer de gebruiksaanwijzing niet van kent. Ik geloof niet dat dit experiment geslaagd is en de verwijzing naar het gedicht ‘Lola’ zie ik al helemaal niet. Het analyseren van een gedicht kan soms iets weghebben van het oplossen van een cryptogram omdat betekenissen verborgen liggen in de tekst, maar voor woordspelletjes heb je een gebruiksaanwijzing nodig en ze hebben niets te maken met poëzie vind ik. Ik wil van Oscar weten of het zijn bedoeling is met de experimentele gedichten de lezer aan te zetten tot puzzelen.
Van mijn kant kan ik zeggen: mijn gedichten zijn niet per se bedoeld om te ontcijferen, alsof het een puzzel is. Combinaties van woorden rollen mijn gedachten in en die schrijf ik op. Veel schrap ik vervolgens weer, maar associaties die ‘iets doen’ mogen blijven staan. En uiteraard merk ik dat die kwalificatie niet universeel is en dat niet alle verbanden gezien worden (daar is het weer: zichtbaarheid). De kunst is balanceren tussen niet ontdekt worden en erbovenop liggen. En daarmee gaan bepaalde betekenissen verloren. Maar dat geeft niet. Het bevestigt alleen maar de dynamische inhoud van een gedicht.
Het lijkt me prettig om er zo tegenaan te kijken en je er niet door van de wijs te laten brengen. Choi zegt dat de gedichten die als basis ‘de cryptische codering van een ervaring’ hebben erg goed zijn, maar ook dat een ervaren lezer het trucje snel zal herkennen. Ik vraag Oscar hoe hij daar tegenaan kijkt en of dit een valkuil kan zijn.
Ik denk dat alles een valkuil kan zijn. Natuurlijk heeft iedereen eigen stijlmiddelen die kenmerkend zijn voor die dichter. En die kunnen wel of niet aanspreken bij de lezer. Dat is niet erg. Maar het is zonde als je je niet bewust bent van storende elementen. Vooral als je het zelf ook beter vindt worden wanneer de betreffende stoorzender uit de lucht gehaald wordt. Soms hoor je die piep pas nadat een ander het benoemd heeft. Ergens wist je het wel, maar de spotlight moest erop gezet worden om te zien wat je allemaal in de weg gezet hebt, waar anderen zich aan kunnen stoten. Dus het terughoren van mogelijke valkuilen is heel nuttig.
Na dit antwoord twijfelde ik even of we niet te maken hebben met een oorarts, maar door ‘de spotlight’ was ik weer terug bij de oogarts. Het is niet iedereen gegeven om kritiek als helpend te beschouwen, dichters nemen kritiek op hun werk vaak te persoonlijk op. Het is altijd een verademing wanneer een dichter zich niet voelt aangevallen en bereid is om iets met de kritiek te doen.
Wat mij opvalt aan de gedichten van Oscar is dat hij een fris eigen geluid heeft. Hier een voorbeeld van een gedicht dat mij aanspreekt door de beelden die het oproept en het raadselachtige einde waar je je vinger niet achter krijgt, waardoor je het nogmaals wilt lezen, de kracht van een goed gedicht.
–
vannacht geschreven, dit
moest af
eruit eigenlijk
als gutsend nachtzweet met knokkelkoorts
uit een mug
–
anders bleef het maar stekend rond m’n kussen zweven
–
begrijp me niet verkeerd hoor
ik had graag nog even bewustzijn verloren
zoals iemand op het podium staat in een zoutwaterroes
liever publiek wil zijn
–
het lijf is dat podium waardoorheen de spreker sijpelt
met de armen schrikreflexmatig een grijpende babybeweging makend
als een peuter die voor het eerst begrijpt dat de slaap valt
–
ik schrijf een briefje voor mezelf, voor morgen
en eindig met de woorden hoe vreemd dat eigenlijk is
bevreemdend eng
–
de rest kan ik niet delen
zoals ik papier niet kan verscheuren
omdat de woorden dan zo vluchtig afscheid nemen
liever wat later, als ik er niet meer ben
Zoals het een debutant betaamt laat Oscar in Laserbundel een breed palet zien van zijn kunnen. Hij is zich ervan bewust.
Dat is misschien wel een van de doelen geweest bij deze bundel: het natuurlijke proces volgen waarin je meerdere poëzievormen uitprobeert, jouw scheppingsdrang laat uitwaaieren. Een drift die wil uitrazen in de bui van de eerste bundel. Zodat je daarna kan beslissen: dit wordt mijn hoekje, dit zit lekker. Hier kan ik de dingen zeggen die ik wil zeggen op de manier waarop ik ze zeggen wil.
Het laatste woord is aan de dichter, wil hij nog iets kwijt?
In deze bundel zoekt de lyrische ik het bereik van zijn dichtersstem. Dat heeft wel tot een aantal springerige gedichten geleid, die wellicht niet erg behapbaar zijn, maar dat hoeft ook niet. Ze helpen bij andere gedichten, alleen al door te merken dat creativiteit geen grenzen kent. Dat je regels niet hoeft te volgen. En als je ze wel volgt, dat je daar bewust voor kiest.