LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Het Literaire Tijdschrift: intellectuele zelfbevrediging?

17 dec, 2024
door Marc Bruynseraede

 

Het Literaire Tijdschrift – op papier of online – is in de belangstelling komen te staan, dankzij Het Archief van Thomas Heerma van Voss. Hierin schetst de auteur zijn carrière als jong, begaafd letterkundige en aankomend talent die zich wil bewijzen in de wereld. Hij wordt door een uitgeverij gevraagd lid te worden van de redactie en een bijdrage te leveren aan het literair gebeuren.

De auteur schetst een vrij realistisch beeld van de folklore van een tijdschriftredactie. Dit wil zeggen, de ego’s, de aanstormende talenten, het snoeverige, wijsgerige en alwetende van de lettergoden. Eén en ander is er de oorzaak van dat zulke literaire tijdschriften nooit een lang leven beschoren zijn.

Concreet voorbeeld uit de jaren 70 van de vorige eeuw zijn de acht jongere, Vlaamse literaire tijdschriften met de volgende titels: Boulevard, Heibel, Kreatief, Mandragora, NVT (Nieuw Vlaams Tijdschrift), Revolver, De Tafelronde, De Vlaamse Gids. Zij bevolkten het literaire firmament van die dagen. Van al die bladen is er niet één meer in leven. Ze zijn allemaal, één voor één, ter ziele gegaan. Het is vijftig jaar geleden, maar is er iets veranderd intussen?

Om de oorzaak van de teloorgang te achterhalen, hoeven we niet ver te zoeken. Meestal is het omdat één of meer oprichters van het blad er, na verloop van tijd, de brui aan geven, of omdat er ruzie is onder de redactieleden. Last but not least: omwille van gebrek aan geld, talent en/of lezers.

De gemiddelde levensduur van een literair tijdschrift zal zelden de drie of vijf jaar overstijgen. Een zeldzame uitzondering vormt het blad dat het nog tien tot twintig jaar kan uitzingen, maar dan wordt de spoeling heel erg dun. En is het de hoogste tijd voor een ‘generatiekloof’ en kliekjesvorming: een dankbare splijtzwam voor het literaire tijdschrift.

Ondergetekende kan hierover meespreken. Hij is namelijk medestichter en initiatiefnemer van het Vlaamse literaire tijdschrift Deus ex Machina dat in 1976 opgericht werd en -wonder boven wonder – na 48 jaar en menige woelige waters doorploegd te hebben, nog steeds in leven is. Gezond en wel.

Hoe is het mogelijk dat bladen als Deus ex Machina of een online magazine als Meander Magazine of De schaal van Dighter en andere literaire spreekbuizen nog bestaan en gelezen worden? De vraag naar het bestaansrecht van een literair tijdschrift – op papier of online – is niet onbelangrijk. Daar gaat Het Archief van Heerma van Voss niet op in. Hij brengt enkel de vraag te berde: ‘Wie leest nu nog een literair tijdschrift?’. Het retorische antwoord moet dan luiden: ‘Zo goed als niemand’.

Maar waarom blijven mensen dan nog een literair tijdschrift uitgeven en anderen het lezen? Vanuit een soort nieuws- of weetgierigheid, idealisme of literaire geldingsdrang? Zitten onder de redacteurs niet ietwat stormachtige naturen die de wereld willen hervormen, te beginnen bij de literatuur? Die hun supersonisch-vernieuwende wondertaal willen droppen, midden in de massa van een doorgaans slaperig en ongeïnteresseerd publiek? Anders gezegd: is de uitgave van een literair tijdschrift niet een soort intellectuele masturbatie voor de betrokken redacteurs? En een fata morgana voor de lezers?

‘Kijk eens hoe knap ik dit geschreven heb! En zie eens hoe geestverruimend en inzichtelijk deze bijdrage is! Een inside-joke onder redacteurs luidt: ‘Als jij mij Goethe noemt, dan noem ik jou Schiller.’

Toch – hoe tegensprekelijk ook – blijven jonge mensen het plan opvatten om een literair tijdschrift te maken. Omdat ze menen dat het anders kan. Omdat ze ondervonden hebben dat de lectuur van iets nieuws verfrissend kan zijn, doet nadenken en ergens een gevoelige snaar raakt. Omdat het iets in ons geheugen nalaat. Iets dat later doorgegeven kan worden als een kostbaar immaterieel erfgoed.


Die snaar werd bij mij geraakt, bij het lezen van het vers, in steen gebeiteld in de gevel van ‘The New York Public Library’, aan de Fifth Avenue, in het centrum van Manhattan:

.     BEAUTY
  .   OLD YET EVER NEW
    . ETERNAL VOICE
    . AND INWARD WORD

‘Schoonheid / Oud maar altijd Nieuw / Eeuwige stem / en Innerlijk Woord’, een vers van de Amerikaanse dichter John Greenleaf Whittier (1807-1892). De blijvende schoonheid van het juist gekozen woord, dat bewaard wordt voor het nageslacht. Ja, daarvoor bestaan er bibliotheken.



Als dit vers niet gepubliceerd was, hoe zou het dan ooit tot ons kunnen zijn gekomen?  En wààr kan dit publiceren dan beter gebeuren, dan in een literair tijdschrift??

 

foto Het Archief, Thomas Heerma van Voss © Uitgeverji Das Mag
foto New York City Library© Wikipedia
foto John Greenleaf Whittier © Poets Org.

     Andere berichten

Afscheid van een nachttovenaar

Afscheid van een nachttovenaar

door Rogier de Jong   In memoriam Breyten Breytenbach (1939-2024)   Mijn vader (1918-1976) streefde een wellevendheid na die uit...

Applaus en bedachtzaamheid

door Jan Loogman   Op 11 november 2024 loop ik van het treinstation in Haarlem naar de binnenstad. Het is bijna half elf in de...