Het tikken van de tijd
door Paul Roelofsen
Meteen bij het eerste doorbladeren van de bundel rijzen er vragen;
van wie is wat, welke zijn de vertaalde gedichten en wie vertaalde ze; onder het een noch onder het ander staat de naam Kreek Daey Ouwens of Harry van Doveren en ook de uitgever verschaft hierover op de voorlaatste bladzijde geen helderheid, integendeel, hij roept nog meer vragen op, o.a. waarom behalve Kreek ook Kees Daey Ouwens Jr. met een gedicht (plus de daarbij behorende illustratie?) in de bundel is opgenomen. Kennelijk vinden dichters en uitgever een en ander niet van belang, een zienswijze die ik zal proberen te respecteren; met het noemen van namen zal ik terughoudend zijn.
Dit project , met steun van het Goethe Instituut en het Vlaams Fonds voor de letteren en de Provincie Oost-Vlaanderen tot stand gekomen, bevredigde ondanks voornoemde verbazing mijn nieuwsgierigheid naar de poëzie van Arp en de reflecties daarop in taal en beeld.
Vanaf de omslag tot aan het eind van de bundel tikt over de onderste regel de klok, d.w.z. het gedicht SECONDEWIJZER van Arp, wat het thema van de bundel, de vergankelijkheid, op originele wijze versterkt: ‘dat ik als ik / een en twee is / dat ik als ik / drie en vier is / dat ik als ik / hoeveel wijst zij / dat ik als ik / tikt en takt zij / dat ik als ik / vijf en zes is / dat ik als ik / zeven en acht is / dat ik als ik / als zij staat zij / dat ik als ik / als zij gaat zij / dat ik als ik / negen en tien is /dat ik als ik / elf en twaalf is.
Men dient dit gedicht eigenlijk niet zozeer te lezen als wel te beluisteren en dat kan op You Tube ( sec wijzer ).
De ritmische reflectie in MAANZAND
[ …]
Het maanlicht
Vertrilt de waterspiegel,
Glittert over kiezel,
Glittert tussen riet,
Slipt en sijpelt
Onder ruisende takjes,
IJlt over weiden
Op een lange zilverteen,
Op tien lange zilvertenen,
En verzilvert zelfs het goud.
Daar schrikt de woekeraar van op,
Die op slag
Uitzinnig lacht tot hij barst.
[ …]
De beeldhouwer, schilder en dichter Hans Arp, ook als Jean Arp bekend, was een van de drijvende krachten achter Dada, een culturele beweging, die hij als volgt karakteriseerde: ’Dada ist für den Ohne-Sinn der Kunst, was nicht Unsinn bedeutet’. In 1915 leerde hij zijn latere echtgenote, de kunstenares Sophie kennen. Zij werkte nauw met hem samen en stierf in 1941 in Zürich aan een koolmonoxidevergiftiging.
Arp schreef hierna zijn Elegien Für Sophie, treurgedichten waar in deze bundel ruim aandacht aan wordt besteed.
Het oorspronkelijke gedicht (in het Duits) staat niet in de bundel, maar het lijkt me onvoorstelbaar dat het zo melodramatisch is als hier de interpretatie of de vertaling ervan.
Sophie
[…]
Alle bloemen bloeien
bloeien voor jou.
Alle harten gloeien,
gloeien voor jou
Nu ben je heengegaan.
Wat zal ik hier nog gaan en staan.
Ik heb maar een verlangen.
Ik wil je weerzien.
[…]
Sinds jij gestorven bent,
dank ik elke voorbijgaande dag.
Elke voorbijgaande dag
Brengt mij dichter bij jou.
[…]
Het volgende gedicht over Sophie is nog slapper; ik zal het u besparen.
Maar enkele pagina’s verder de volgende ontroerende regels over, naar ik aanneem, dezelfde Sophie:
Op witte dagen slijp je gips.
Iets als sneeuw valt op haar hand.
Op natte dagen lijm je papier.
Je tong likt haar adem weg.
Op droge dagen preeg je letters.
Je typemachine waarschuwt voor namaak:
Wij kunnen haar niet zien.
Elke winter mis je haar ansichtkaart
elke zomer meer dan sneeuw.
Waar de dichters zich laten leiden door het dromerige van Arp en zijn absurdistische belevingswereld is deze bundel levendig en boeiend, waar zij zich houden aan gevestigd realistisch taalgebruik spanningsloos vlak; gelukkig overheerst de eerstgenoemde insteek.
Nog een paar surreële strofen:
[…]
Het schiet mij te binnen dat mijn grootmoeder de losse haren uit haar kam opspaarde in een glazen bakje.
Op een dag droeg ze een zacht nest op haar hoofd.
Stiller dan dat een punt.
[…]
Ik herinner mij dat mijn grootmoeder op een
meisje leek wanneer ze liedjes zong bij het
schillen van de lucht
[…]
Last but not least: de (krijt)tekeningen en collagetechnieken van Ineke van Doorn, die voor ‘het beeld’ in de bundel zorg droeg zijn spannend en suggestief, en passen uitstekend bij de poëzie, al overwoekeren zij de in (te) klein formaat uitgegeven bundel enigszins.