LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Henk Gilhuis – Voorbijwoorden

22 jan, 2025

Verwonderd voorbij stromende woorden

door Anneruth Wibaut




Tussen een in feloranje zwemvest gestoken snorkelaar en een kanjer van een onderwater schildpad staat de titel van de tweede bundel van Henk Gilhuis: Voorbijwoorden. Die foto wekt, net als de titel, de verwachting van poëzie waar onder de oppervlakte nog een onuitgesproken wereld schuilt. In het gedicht ‘Als het water stijgt’ is dat inderdaad wel het geval:

Aan de overkant van de rivier ziet ze de huizen
als altijd gemetseld in zwijgen. Wilgen als wachters
aan de oever. Alles lijkt te blijven. Binnen tikt
de klok de stilte weg. Alleen de vogels vluchten.

Als de lucht verduistert, de wind opsteekt,
het water stijgt, zal ze de trap oprennen
met alles wat leeft en haar dierbaar is
in de armen. Het dak is haar laatste grond.

De dichter roept met subtiele verschuivingen in de taal een sfeer van naderend onheil op. Een vlucht vogels is een gewoon tafereel, vogels die vluchten zijn angstaanjagend. Dat de klok de stilte weg tikt is niet heel origineel verwoord, maar het werkt wel om de spanning aan te wakkeren die wordt opgebouwd, de dreiging van een watersnoodramp.
Dit gedicht is onderdeel van het hoofdstuk ‘Voorbij’. Steeds per tien zijn alle gedichten gerangschikt naar vijf thema’s: ‘Onder de huid’, ‘Oog in oog’, ‘Voorbij de horizon’, ‘Niet te bevatten’ en ‘Voorbij’. Een enkele keer is een afbeelding bijgevoegd die het door woorden opgeroepen beeld versterkt. Zoals een felgele gifslang, die net niet toe kon happen terwijl de dichter zijn fototoestel scherp stelde. Mooi zijn de gesprekken tussen drie schilderijen van Olivia O’Keeffe en het daarbij gemaakte gedicht. Zoals de tweede strofe van ‘Spring!’: ‘Wees niet bang voor het brullen, / kijk niet om naar het zand. / Adem, adem en spring!’, bij een met fel blauw, wit en rood geschilderde woeste golf.

Op de sectie ‘Voorbij’ na bestaat de bundel overwegend uit impressionistische schetsen van gebeurtenissen, vaak gelardeerd met een bespiegeling. Die klinken wel eens te veel naar goede raad die Gilhuis in zijn beroep als klinisch psycholoog misschien meegaf en ze halen vaak de vaart uit het gedicht. Maar door het spelen met dubbele betekenissen en het scheppen van nieuwe taal is de algehele sfeer van de bundel sprankelend en herkenbaar. Wat het sterkst opvalt is het soepele en consequente toepassen van ritme. Dat doet Gilhuis vlekkeloos en onnadrukkelijk, zodat alle gedichten lopen als een trein. Ook de enjambementen, het doorlopen van een zin op de volgende regel, dienen het metrum.

De gedichten nodigen de lezer uit zich met de dichter te verwonderen over de wereld: ‘buiten hangen tranen / aan bladerloze takken / glinsterend in het licht / dragen bomen druppels / verdriet van het oude jaar’, in de eerste strofe van ‘Voor de wereld openbreekt’. Of we worden meegenomen in het wervelende taalspel, zoals in ‘Een dichter is een slingeraap’:

een dichter is een slingeraap
slingerend van klank naar woord

soms in een flow een bladershow
soms vastgebeten in zijn staart
weg is de vaart en weg de zin

tot hij in de ringen van de stam
of in het zuchten van de wind
de verborgen vruchten vindt

oeah! oeah!
luidkeels draagt hij ze voor
slingerend de letterbossen door
het slingerapengilde als gehoor
oeah! oeah!

een dichter is een slingeraap
en dichten blijft een takkenwerk

Het plezier dat van dit ‘takkenwerk’ afspat logenstraft dat we de gebruikelijke betekenis van takkenwerk als vervelende klus letterlijk moeten nemen. Die dubbelzinnigheid zit al vanaf de titel Voorbijwoorden verweven door alle gedichten. ‘Voorbij’ is een vaak terugkerend thema: herinneringen die door de tijd zijn vervaagd of zelfs zijn veranderd; het lang geleden voorbij van de jeugd; het voorbij van het leven van vrienden. Daarvan worden er vier vermeld in de ‘Toelichting’ achterin.

Daarnaast draait het in vrijwel alle gedichten om verwondering, zoals ook de achterflap vermeldt. Soms maakt die plaats voor verontwaardiging en wat mij betreft had dat vaker gemogen. Als Gilhuis zich kwaad maakt, of iets aanklaagt, neemt hij me mee in zijn poëzie, meer dan wanneer hij situaties oproept die voor hem veelbetekenend waren, maar spanning missen voor de lezer. Dan poetst hij de werkelijkheid zo glanzend mooi op met zijn soepele taalspel, dat deze niet meer schrijnt. Voor lezers die van de fraaie buitenkant kunnen genieten een fijne bundel, voor zoekers naar een wat rauwere weergave van wat het leven biedt een wat kalm kabbelende woordenstroom. Ik eindig met een gedicht waarmee ik mijn eigen woorden onderuithaal. Want het schrijnt niet, maar beschrijft een vrolijke situatie en het eindigt met iets wat bijna een gemeenplaats is. Maar hier vallen alle vaardigheden van Gilhuis precies op hun plaats. En er is zelfs, misschien, sprake van een licht dat gloort achter het voorbij.

Paaseilandbeeld

Op lome voeten de dag uitlopen –
de laatste winkel, het gangpad door
langs maskers, poncho’s, mocassins,
netten, tapijten en dromenvangers.
Naast mij mijn zoon – hij dwarrelt mee.

Bij de uitgang een Paaseilandbeeld,
orakel van oude waarheden.
Kloppen mijn aderen, tintelt zijn huid?
Hij leeft! – een oude inheemse man
spreekt ons met stentorstem aan:
——–                                                                           IS HE YOUR SON?
———-                                                                                     Yes… he is.
———                                                      YOU LOOK LIKE EACH OTHER.
———-                                                                                     BEAUTIFUL!

Ik geloof niet in een hemelpoort,
maar zelden zijn wij zo gezegend
over de drempel naar het licht gegaan.

En waarom bevalt mij nu dit gedicht toch zo goed, ondanks dat het over een hele persoonlijke herinnering van de dichter en zijn zoon gaat? Ik denk omdat de aanvangssituatie maar al te herkenbaar is, al die souvenirtentjes die eigenlijk de bezienswaardigheid waarvoor je kwam overstemmen. Maar dan de onverwachte ontmoeting met een mens, terwijl je hem eerst voor een standbeeld aanzag. En die dan met kapitalen roept dat je zoon en jij prachtig op elkaar lijken. Daarmee bezorgt Gilhuis zijn lezer en luisteraar een fijn gevoel van herkenning. Althans, diegenen die op reis, of waar dan ook, het kostbare geschenk van de ontmoeting van mens tot mens hebben meegemaakt.
____

Henk Gilhuis (2024). Voorbijwoorden. Uitgeverij Boekscout, 80 blz. € 17,50. ISBN 9789465096780

     Andere berichten

Miguel Declercq – De weeromstuit

De waarheid liegen door Maurice Broere - - Op het voorblad van De weeromstuit staat een foto van Frank Richards die als bijnaam Cannonball...

Richard Nobbe – Waar iemand woont

Richard Nobbe – Waar iemand woont

Een lyrisch amalgaam van talen en ideeën door Tom Veys - - Op het omslagontwerp van Waar iemand woont, zien we een tekening van Vera Post,...

Yke Schotanus – Onstandig heden

Yke Schotanus – Onstandig heden

Gepaste afstand door Hettie Marzak - - Tijdens het lezen van de bundel Onstandig heden van Yke Schotanus merk je al gauw dat de...