LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Bloemlezing – maar geen bestemming

21 feb, 2025

We zijn er nog

door Hettie Marzak




Deze bloemlezing van vierentwintig gedichten over de oude dag is tot stand gekomen in een samenwerking van het internationaal onderzoeksnetwerk CHARM (Consortium for Health Humanities, Arts, Reading and Medicine) van de universiteit Gent, de sociaal-culturele organisatie Amarant en het PoeziëCentrum. Deze instellingen vragen hiermee aandacht voor het belang van kunst en cultuur in allerhande kwetsbare contexten. Voor deze uitgave is de aandacht gericht op mensen in hun laatste levensfase, die hun levenseinde zien naderen in een niet al te verre toekomst. De bundel is opgedragen aan de dichter Mark Insingel, die in juli van het vorig jaar in een woonzorgcentrum overleed.

Dat poëzie kan troosten in welke situatie dan ook, is een gegeven dat misschien niet bij iedereen bekend is. De gedichten uit deze bundel belichten de verschillende aspecten van de ouderdom en kunnen daarmee een bijdrage leveren aan de rust en het welzijn van ouderen op plekken zoals woonzorgcentra, waar kunst en cultuur niet altijd een eerste vereiste zijn.

Mensen blijven langer leven dan vroeger, maar het is de vraag of ze daar altijd blij mee zijn. Eenzaamheid en vervreemding van de sociale maatschappij liggen op de loer, samen met lichamelijk verval, verlies van kracht en levenslust en het verdwijnen van economische betekenis. Maar er zijn ook genoeg positieve aspecten te benoemen als het om hoge leeftijd gaat: wijsheid, innerlijke rust, vrede met zichzelf en het genieten van wat er nog aan moois te beleven valt. Ook herinneringen aan een mooi en betekenisvol leven kunnen daaraan bijdragen. De samenstellers van de bundel willen niet voorbijzien aan de negatieve kanten van de ouderdom, maar willen zich daar ook niet ‘blind op staren’, staat in het voorwoord te lezen. De gedichten zijn bedoeld om via tegenstrijdige bespiegelingen over de oude dag in gesprek te gaan. Daartoe zijn in de Seniorenweek duizend exemplaren van deze bundel aan zorginstellingen geschonken.

Een loffelijk streven, maar het is de vraag of de juiste keuzes gemaakt zijn. De gedichten zijn zonder uitzondering van gerenommeerde dichters, mensen die zelf een hoge leeftijd bereikt hebben en weten waar ze over praten, zoals bijvoorbeeld Ida Gerhardt, Judith Herzberg, Rutger Kopland. De titel van de bloemlezing is de laatste versregel uit een titelloos gedicht van Cees Nooteboom, dat ook is opgenomen, maar zonder de context van de rest van het gedicht doet alleen deze regel vreemd aan. De bestemming van elk leven is uiteindelijk toch de dood, al wordt er door de samenstellers vast en zeker iets anders met ‘bestemming’ bedoeld.

Dit vroeg de man in de wintertuin zich af,
het einde van het einde, wat kon dat zijn?
Het leek hem geen enkele vorm van verdriet,
hij keek naar buiten, zag een wolk die er uit

zag als een wolk, loodgrijs, te zwaar voor
elke weegschaal, de ontbladerde vijgenboom
tegen de duizendjarige stenen van de muur,
de ganzen van de buren, hun censuur,

hoe de nacht gecorrigeerd moest worden,
de grammatica van onteigening, niemand
nog zichzelf, geen enkele verschijning,
terugtocht na de nederlaag,

maar geen bestemming.

Ook de tekening op de omslag van de bundel stemt niet vrolijk: waarom is er gekozen voor een afbeelding van een gezapig, ingedut, kleurloos echtpaar op leeftijd, uit wie alle fut en levenslust verdwenen lijkt? Erg hoopgevend voor ouderen is het allemaal niet. Verderop in de bundel keert dezelfde tekening terug, maar dan in zwart-wit, en op het einde van de bundel staat het paar alleen nog in contouren afgebeeld, maar is de invulling van wie ze zijn blanco gelaten, alsof ze uitgegumd zijn en vergeten: niemand weet meer wie ze waren. Zouden oudere lezers voor wie deze bundel toch bedoeld is, daar blij mee zijn?

De gedichten zijn divers, al spreken de meeste over afscheid, dementie, lichamelijk verval; de realiteit kan niet buiten deze bundel blijven. De teneur is er toch een van gelatenheid en berusting, waar toch ook felheid en opstand, verzet tegen de ouderdom een plaats hadden kunnen krijgen, een viering van het leven die nu ontbreekt. Zo is er een gedicht van Vasalis opgenomen dat weliswaar prachtig is, maar liever had ik het gedicht ‘Vuur’ van haar erbij zien staan, of ‘Als daar muziek voor is, wil ik het horen’, omdat daar geen berusting uit spreekt, maar passie en leven, zelfs in de ouderdom. Maar natuurlijk kan iedereen honderden alternatieven opperen, de keuze van de gedichten zal altijd arbitrair en persoonlijk blijven. Er is geen verantwoording van de keuze van de gedichten gegeven, het is een willekeurige verzameling geworden die over het algemeen aanzet tot somberheid.

Een gedicht dat zeker tot een goede discussie kan aanzetten is ‘hoe zeg je dat’ van de Zuid-Afrikaanse dichter Antjie Krog (de vertaler staat er niet bij vermeld), waarin ze zoekt naar woorden om de veranderde seksualiteit van een oud paar te beschrijven. Het gedicht is te lang om hier in zijn geheel te citeren, maar het is hoopgevend, troostend en intiem. Ook het gedicht van Edward van de Vendel, ‘Oude handen’ is positief en richt zich niet alleen maar op de korte toekomst, die oude mensen nog maar voor zich hebben, maar op een lang en rijk verleden, in een lang leven gevormd:

Als ik oud ben wil ik oude handen
die, als op de reliëfkaart
van een basisschool
hun gebergte, hun rivieren
durven tonen. – Verre landen
waar ik in kan wonen.
Ervaren aderen,
vingers met verhalen.
Handen
die ergens waren;
op schouders, om een hart,
in andere handen.
Aan relings, zwaaiend,
aaiend langs de wanden
van een huis ver van hun huis.
Handen wil ik
vol geschiedenis
en aardrijkskunde:
Reizigers, na vele avonturen
veilig thuis.

Hier is een kind aan het woord, of iemand die zelf nog niet oud is, maar er wordt in ieder geval met liefde en respect gesproken over een zinnige ouderdom. Troostrijk is het gedicht “Ode aan de oudste dag’ van Leo Vroman, die 99 jaar werd, maar ondanks die hoge leeftijd en alle daarmee gepaard gaande ongemakken niet zijn humor verloor, noch zijn milde gevoel voor relativering. Hij schreef het gedicht in 2009, toen hij 94 jaar was:

O nooit meer jong te hoeven wezen,
heet met een koude wereld stoeiend,
bereid om ieder boek te lezen –
hoe zweterig, en hoe vermoeiend!

Nee ik geniet van de gerekte nachten,
het zacht verlagen van mijn idealen,
het zoet vertragen van al mijn gedachten
die hun conclusies nauwelijks meer halen,

zelfs niet mijn verbeelding van het einde
op de lange tocht van bed naar vloer
dromend van een soort verfijnde
vorm van uiteindelijk vervoer,

dat ik gereden op een soort van fiets
naar het zwartste van het grootste avontuur
van slaap ontwaak want ik verlies het stuur
en beland in het omhelzend niets.

Inmiddels komt er een tweede druk aan van deze bundel. Hopelijk komt er ook nog een tweede deel met daarin gedichten die de oude dag een beetje meer laten sprankelen.

____

Bloemlezing (2024). maar geen bestemming – gedichten over de oude dag. PoëzieCentrum, 43 blz. € 22,00. ISBN 9789056551728

     Andere berichten

Lieve Desmet – In de wind staan

Lieve Desmet – In de wind staan

Diepgravende poëzie met zwaarte door Tom Veys - - Op de zijflap van de bundel staat: ‘Tot we weer in het zeegat verdwijnen, staan we...