LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Elise Vos – Bolster

28 mrt, 2025

Poëtische schaduwwereld

door Tom Veys




In haar debuut Bolster brengt Elise Vos ons naar donkere plaatsen via een sterke, lyrische taal. Een bolster is de stekelige bescherming van een vrucht die wordt gevormd door schutbladeren. (Een voorbeeld hiervan is de kastanje.)

Als leidraad in de bundel is er de mens, die in het eerste gedicht ‘Vernieuwbouw’ opnieuw wordt uitgedacht. Uit pijn groeit poëzie: ‘een herkwalificatie van de noden dringt zich op / wanneer funderingen beginnen kraken’. Er is een gebroken of gekwetst levensgevoel. De man, de hond en het kind zijn belangrijk: ‘misschien moet ze de man op het bed / liefdevol toedekken // voor ze de kast weer inkruipt / zorgvuldig de deur achter zich sluit’. Of in ‘Blinde muren’: ‘dit huis leeft op stelten / bezit ontelbare kamers / daarin evenveel bedden / waaronder kinderen zijn verstopt’.

Natuurbeelden vinden een thuis in de bundel. Er zijn onder andere twee boomgedichten te lezen in de afdeling ‘Winterhard’, vooral de goed ontwikkelde gedachtegang valt op. Op het vlak van de taal is het klankgebruik opvallend. In het volgende fragment is een mooi vertelritme terug te vinden. De oe-klank wordt een aantal keer herhaald, de lange aa-klank past bij de avond en het slapen gaan. De dichter speelt met veel assonanties, ook in andere gedichten.

je dekt je toe met boeken in je bed
ze groeien als jonge bomen om je heen
over de lakens, de muren, op de grond
soms een beetje uitdagend schuin
maar altijd dicht bij de hand
zodat je er onverhoeds eentje kan plukken
bladeren voor het slapengaan

Uit: Bomen I

Het mensbeeld is eerder hard en somber in Bolster: ‘kijk niet naar de scherven onder je voeten / de verdronken vis in de vijver / of op zolder de strop / voor ons hebben ze geen betekenis / wij zijn winterhard’. Uit: ‘Waar mensen niet slapen als rozen’. Op de zijflap staat: ‘De lezer mag in de diepte van onverwachte barsten duiken en schatten delven in de kelder van de menselijke geest.’ In de gedichten wordt regelmatig vanuit de wij-vorm gesproken. De omgeving wordt vaak als gevaarlijk aangezien, dit zien we aan het gebruik van de metaforen: ‘zout vult de kieren van mijn huizen, water de straten rond mijn knieën / af en toe hap ik naar adem: een kerktoren die door het oppervlak heen prikt / mijn hoofd een doos herinneringen in een ondergelopen kelder.’ Uit ‘Verzonken stad’. De omgevingen worden heel filmisch omschreven.

Er is ook aandacht voor geesten die schuilen in een huis of in de tuin: ‘waar meisjes in bomen schuilen / slapen doden in zwartgelakte kisten / de huisgeest verstopt zich achter de kachel / ik beitel je in steen, kras je in berkenschors’. De aandacht voor geesten komt nog sterker tot uiting in ‘Het uitroken van kwade geesten’: ‘ze huizen onder lekkende daken / het water vangen ze op / in kindermonden die barsten in de hoeken’. De expliciete beelden in de afdeling ‘Verloren goden’ zetten de lezer aan het denken: ‘je schudt alle klinkers uit je mond / maar de hond die bij de tafelpoot wacht / vangt ze op in zijn druipende muil / dan verdwijnt hij door het sleutelgat / dat dichtslibt terwijl je erdoorheen kijkt’. In ‘Maaiveld’ wordt in de laatste regel het duistere levensgevoel nog even samengevat: ‘onze hut valt in spaanders uit elkaar’.

Elise Vos studeerde Oost-Europese talen en culturen aan de UGent. Ze werkte ook als redacteur in het veld van volkskunde en erfgoed. De aandacht voor folklore is daarom niet vreemd. Uniek is haar verwijzing naar de boosaardige heks uit de Slavische mythologie, Baba Jaga. Deze heks komt in twee gedichten voor.

In ‘Waterboarding’ merken we dat water een negatieve connotatie krijgt. In de laatste regel ontbreekt een mogelijk vraagteken, dit is goed voor meerdere interpretaties.

Waterboarding

vroeger geloofde je
dat het normaal was

dat moedervlekken niet bloeden
bij de prik van een naald

je bent nooit bang geweest
voor water tot vandaag

mensen kijken toe
terwijl je aan de rand staat

niemand spreekt tegen
als je linkerhand aan je rechtervoet gebonden wordt

een vochtige doek maakt fantomen
van naar lucht snakkende lippen

iemand werpt een vrouwenlichaam in het water
gelukkig zinkt het als een zak stenen

zijn we allen onschuldig

In de afdeling ‘De evolutie van licht’ is het licht eveneens niet vrij van pijn of hardheid: ‘maar we zien doorheen onze vingers / het zonlicht dat steekt / als granaatscherven tussen ribben’. De taal in deze afdeling is uitnodigend helder. De wereld blijft op slot: ‘in de ochtend komen we tevoorschijn / onze ogen zijn enkel nog gewend / aan stikzwarte mollenkamers.’

De dieren spelen een grote rol in Bolster. In de afdeling ‘Kroniek van een verrijzenis’ staat: ‘we hebben altijd geknield / voor schoonheid / daarom kiezen we elk / een gevallen vogel / bergen hem onder onze jas / om hem te begraven / op onze bestemming’. Een teder beeld. In de afdeling ‘Terugvallen op poten’ stelt de dichter de dieren zelfs volledig centraal. Dit doet ze op een treffende manier. Er worden vragen opgeroepen hoe we naar dieren kijken, hoe we met dieren omgaan. Samen met haar partner zorgt Vos overigens voor een roedel oude adoptiehonden.

De natuur is een leidmotief in Bolster. In de afdeling ‘Blauweregen’ speelt de dichter met een wereldbeeld dat zwenkt naar een toxisch wereldbeeld, net zoals de uiterst giftige zaadjes van de slingerplant blauweregen zelf. In de gedichten wordt een spectrum geopend van gitzwart tot grijs. Opmerkelijk is de vloeiende taal in de gedichten. De beelden zijn sterk suggestief en de taalvaardige dichter sleept ons mee in haar gedachtewereld.

V

de struiken moesten dringend gesnoeid
alles woekert wanneer je even niet kijkt
slagvelden, kankergezwellen
de achtertuin van je rijtjeshuis

ik vroeg je overal af te blijven
waar bloemen groeiden
we hadden zo hard gewerkt
om vruchtbare grond te kweken

de wil van planten omgebogen
zodat ze zouden aarden
in onze zanderige bodem
de grasmaaier achtergelaten door een vorig lief

eentje met een draad, zowel de machine
als het tijdperk, jij stootte haar voort en
ik vond bloemenkopjes in het gras
als afgehakte meisjeshoofden

In de laatste afdeling ‘Apocrief’ (meestal een aanduiding voor een niet-officiële religieuze tekst), wordt een eigen arkverhaal gecreëerd: ‘mensen brachten een hamer neer / op een houten vlot en op elkaar // iedereen eiste zijn plek’. De bundel eindigt dan met het gedicht ‘Dank voor uw aankoop’. Op één of andere manier is dit gedicht anders dan de vorige gedichten, het lijkt op een toemaatje.

Bolster is tot slot een leeservaring. De dichter trekt je in vrijwel elk gedicht mee naar een poëtische schaduwwereld: ‘liefst wil men dat je terugzwemt / je eigen schaduw in’. Een bolster kan je soms moeilijk met de hand vastnemen, zo is het ook met het levensbeeld in de gedichten. De vrucht van een bolster zit binnenin. Die vrucht ontplooit zich rijkelijk in een heel lyrische woordenschat.
____

Elise Vos (2024). Bolster. Uitgeverij De Zeef, 80 blz. € 18,00. ISBN 9789464757514

     Andere berichten

Hans Tentije – In het ongewisse

Hans Tentije – In het ongewisse

Weemoed in klare taal gevat door Taco van Peijpe - - De verzamelbundel In het ongewisse bevat het werk van Hans Tentije vanaf 2011 tot en...

Kamiel Choi – klein verzet

Kamiel Choi – klein verzet

Vol liefde en dicht op de werkelijkheid door Anneruth Wibaut - - Een heerlijke mix van humor en ernst kenmerkt deze bundel. Nergens gewild...