LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Atze van Wieren

3 jul, 2025

‘Er is alleen maar een overvloedig zijn’

door Sander de Vaan

 

foto © Ineke van Wieren


Atze van Wieren
is een groot liefhebber van het werk van de Duitse dichter Rainer Maria Rilke. In 2006 vertaalde hij diens Duineser Elegien en intussen verscheen ook van zijn hand Waar bleef God bij Rilke? In dit boekje doet Van Wieren verslag van zijn fascinatie voor De Elegieën van Rilke en belicht hij een aantal aspecten die in de literatuur over dit werk niet of nauwelijks aan bod komen. Sander de Vaan sprak hierover met de auteur.

 

Atze, waar ‘staat’ Rilke voor jou, in vergelijking met andere grote Duitse dichters als Goethe en Hölderlin?
Ik heb nooit diep nagedacht over waar Rilke ‘staat’ in vergelijking met bijv. Goethe en Hölderlin. Waarschijnlijk omdat ik geen literatuurwetenschapper, of Germanist ben, maar liefhebber van literatuur, met name poëzie.
Goethe was al 43 jaar dood, en Hölderlin 32 jaar, toen Rilke ter wereld kwam. Door wie is hij beïnvloed? Over Goethe vind ik weinig bij Rilke, over Hölderlin iets meer, met name de lyrisch verheven toon van deze dichter, die in Rilkes Elegieën ook op de voorgrond treedt.
Rilke was volgens mij niet zo beïnvloedbaar, of een navolger.

Om Goethe kon je natuurlijk als Duitstalige dichter niet heen. Een instituut. Rilke zal de klassieke vormgeving en de verbinding tussen kunst en natuur bij Goethe hebben gezien en gewaardeerd.
Wat Rilke en Goethe, volgens mij, wel gemeen hebben is hun beider godsbegrip.
In mijn boekje Waar bleef God bij Rilke?, Ideeën over God, Dood, Spinoza en kwantummechanica bij De elegieën van Duino (Uitgeverij IJzer, Utrecht), leg ik verbanden tussen het godsbegrip van Spinoza en de verdwenen ‘God’ in de Elegieën. Mijns inziens is de God van Spinoza (God=Natuur=Kosmos) groot aanwezig achter de Elegieën. Rilkes levenslange vriendin Lou Salomé was in haar jonge jaren een idolaat aanhangster van Spinoza, en ze hebben daar samen, zeker tijdens hun twee Ruslandreizen, over gesproken.

Met Spinoza’s godsbegrip zijn wij meteen bij Goethe, die een aanhanger van zijn filosofie was. Goethes definitie van dat godsbegrip is wel heel kernachtig: ‘Spinoza verklaart niet het bestaan van God; God is het bestaan.’
In de natuurlyriek bij Goethe en in zijn prozawerken vind je dit geloof overal terug. Goethe had weinig op met kerkelijke dogma’s. Hij zag en beleefde God in de natuur.
Rilke sluit hier naadloos op aan, zij het dat bij Rilke het mystieke element ook een grote rol speelt, denk bijv. aan de engel in de Elegieën.
God bij Rilke is een boeiend onderwerp. Ik ga daar in eerdergenoemd werk dieper op in, en ook in mijn boek wat nu als manuscript bij IJzer ligt en op zaterdag 8 november wordt gepresenteerd (ik hou de titel nog even geheim), besteed ik er aandacht aan.

En Hölderlin?
Daar heb ik niet zoveel mee. Hölderlin’s werk zit vol met invloeden uit de Griekse mythologie en als calvinistisch opgevoede jongeman is dat altijd ver van mij gebleven. Die gekke Goden, die er maar op losneukten en overspelig, verraderlijk, en laaghartig bleken, konden mij absoluut niet boeien. Daarvoor ben ik te serieus, te ernstig, met teveel plichtsgevoel, te trouw ook aan morele waarden.
Het zijn die elementen die ik bij Rilke terugvind, Rilke zoekt serieus naar antwoord op de vraag: hoe te leven, waartoe zijn wij op aarde, wat betekent mens-zijn.
Ik ben wel eens begonnen aan het vertalen van Hölderlin, hoewel ik geen beroepsvertaler ben. Maar het werk pakte mij niet, voerde mij niet mee, zoals de Elegieën dat onmiddellijk wel deden.
Ik zal als proeve een stukje van Hölderlins Brot und Wein invoegen:

Aan Heinse

1
De hele stad komt tot rust; stil wordt de verlichte straat,
en, met fakkels versierd, ruisen de rijtuigen heen.
Voldaan van de vreugden der dag keren de mensen huiswaarts
om te rusten, en weltevreden weegt een peinzend hoofd
thuis winst en verlies af; leeg de kramen van druiven en bloemen,
en van het werk onzer handen rust de bedrijvige markt.
Maar van ver klinkt uit tuinen snarenspel; misschien, dat
daar een verliefde speelt of een eenzame man
herinnert zich jeugd en verre vrienden; en de bronnen,
altijd wellend en fris, ruisen bij het geurende bloembed.
Klokgelui klinkt zacht in de schemerige lucht,
en de slagen indachtig roept een wachter het uur.

Mooie poëzie, vind je niet? En waarom pakt het mij dan niet?

Ik denk dat het voor mij te weinig echt noodzakelijke poëzie is. Te weinig doorleefd. Geen poëzie uit een hart dat roept uit de diepten, zoals het begin van de Elegieën. Op deze opmerking zal ongetwijfeld van alles aan te merken zijn, maar voor mij geldt ze. En daarom heb ik het vertalen van Brood en Wijn weer terzijde gelegd.

Wat spreekt jou vooral aan in de poëzie van Rilke?
Ik vind Rilke een gigant. Zijn ontwikkelingsgang als dichter is bijzonder. Zijn oeuvre imposant. Hij heeft zich van meet af aan tot dichter geroepen geweten. Alles moest daaraan ondergeschikt worden gemaakt, ook vrouw en dochter Ruth, ook zijn tijdelijke baan bij Rodin. Ook alle liefdes als die te dichtbij kwamen. Hij kampte met depressieve gevoelens, met periodes van onvruchtbaarheid en de frustratie en de wanhoop die dat veroorzaakte. Hij heeft nooit een huis gehad. Altijd zwervend door Europa. Afhankelijk van mecenassen.

Maar, lieve hemel, wat een prachtig werk! Zowel poëzie als proza. Zijn Aantekeningen van Malte Laurids Brigge (een verkapte autobiografie) is één van de eerste moderne romans en zó bijzonder.

Zijn gedichten zijn van grote klasse. Zij zingen door rijm en metrum en al die andere poëtische technieken. Zodanig dat ik mij nooit heb willen wagen aan het vertalen van Rilkes rijmende poëzie, omdat er teveel verloren gaat, omdat er zoveel concessies moeten worden gedaan. Ik prijs diegenen die dat wel doen, bijvoorbeeld Gerard Kessels, die in zeven jaren vrijwel het gehele rijmende werk heeft vertaald. Uitgegeven door IJzer, die een fantastisch Rilkefonds heeft opgebouwd. Hulde!

Wat mij raakt en beroert bij Rilke is zijn existentiële diepgang. Hij graaft in zichzelf en daarmee in de mens naar antwoorden op onze vragen inzake liefde, dood, angst, zin van het leven, enz. En dat met schitterende metaforen, die je bijblijven. In een taal die zo muzikaal is dat je versteld staat. In zijn vroege periode soms zodanig dat het ‘over de top’ is, iets waarvoor Lou Salomé hem tijdig waarschuwde.

Rilke wordt heden ten dage nog overal aangehaald en geciteerd. Dit jaar is zijn 150e geboortejaar en volgend jaar zijn 100e sterfjaar. Ik werk met een componist en een dirigent/arrangeur aan de muzikale vertolking, voor koor, orkest, solisten en spreekstem, van de rode lijn uit de Elegieën, van mineur naar majeur. Dat werk moet, als het ons lukt, want er is veel geld voor nodig, juni/juli 2026 in première gaan, hier in Groningen uiteraard.

Al met al ben ik na de vertaling van zijn Duineser Elegien in 2006 inmiddels bijna 20 jaar in meer of mindere mate met Rilke bezig.

Hoe actueel zijn z’n verzen anno nu (en in het bijzonder De Elegieën)?
Rilke kan en zal niet verouderen. Hij blijft actueel. Dat komt omdat hij op zoek is naar antwoorden op levensvragen, waar de mens blijvend naar zal zoeken. Wat houdt mens-zijn in? Wat voor zin heeft ons bestaan, of heeft het geen zin. En als je zin wilt toekennen, wát is dat dan? Uiteindelijk blijkt bij Rilke de liefde voor de aarde en de dingen van de aarde bepalend.

In de Elegieën passeren in de eerste zes allerlei zaken de revue die er niet echt toe doen, althans ons teleurstellen: de echtelijke (bezittelijke) liefde, de kunst, heldendom, afkomst, het onvermogen om boven het materiële uit te stijgen, zoals de engel dat kan, die thuis is in het ‘andere bereik’, de mystieke buitenzintuiglijke ruimte.
Vanaf de zevende elegie breekt de jubel uit: Hiersein ist herrlich! Als wij dan beperkt zijn, laten wij dan de aarde en de dingen van de aarde zó hartstochtelijk leren liefhebben dat wij ze ‘verinnerlijken’, tot dingen van ons hart maken, en zodoende meenemen, eens, naar dat andere bereik.
In mijn boekje verklaar ik het andere bereik met de kwantummechanica. Deze nieuwe natuurkunde, die opkwam ten tijde van Rilke, biedt bijzondere inzichten in de aard van de materie, de kosmos, de volledige samenhang der dingen binnen het universum. De kosmos is een eeuwige energiebron waarin alles met alles verbonden is en blijft. Het is een universele eeuwige eenheid. Alles is daarin voor eeuwig opgenomen, hoe en wat dan ook. Daarmee worden begrippen als leven en dood, heden en verleden, hier en nu, loze begrippen. Er is alleen maar, aldus besluit Rilke de negende Elegie: een overvloedig zijn.

Deze boodschap: Overvloedig Zijn is zo troostrijk en blij makend. Helemaal als je de kosmos als God zelf ziet, immers dan is alles eeuwigdurend in Hem, die Liefde is, blijvend opgenomen.

 

Waar bleef God bij Rilke?, Uitgeverij IJzer te Utrecht, ISBN 978 90 8684 2933, Prijs: € 18,50

 

     Andere berichten

Interview Roan Kasanmonadi

'Een tekst op het podium is zoveel meer dan alleen wat op papier staat.'   door Ellis van Atten   Roan Kasanmonadi (30) is...

Interview Gerlinde Weze

'Taal komt zoals zij wil.' door Monique Wilmer-Leegwater   Gerlinde Weze werd geboren in 1960 en woont tegenwoordig in Berlare,...

Interview Hanneke van Schooten

'Een talig ontstijgen uit de persoonlijke ervaring' door Ellis van Atten -   Hanneke van Schooten voelt zich thuis op...