Maximaal toegevoegde waarde
door Ernst Jan Peters
Vorm, veel vorm. De debuutbundel van de Vlaamse dichter Dominique De Groen is opgemaakt als een productbeschrijving. In de vormgeving van Shop Girl is veel aandacht voor nummers, trademark- en merkregistratiesymbolen en een bladspiegel met nauwelijks marge. Er moet altijd veel verplichte tekst in dat soort boekjes. De vorm verwijst naar wat gebruikelijk is in de logistiek van grondstof naar consument.
Taal, veel taal. Geen droog afgemeten veertienregelige verzen, maar stampende en dampende regels. Gedichten van pagina’s. Geschikt voor voordracht bij poetry slams, geschikt om te beluisteren. Associatief, herhalend, als een statement. Metrum en rijm is voor generaties die vroeger leefden.
Inhoud, veel inhoud, misschien iets te veel inhoud. Van de achterflap: “De bundel ontkiemde in de kelder van de Primark, waar Dominique De Groen een winter en een lente lang werkte.” Dichter De Groen wil in de acht gedichten uit de bundel een beeld neerzetten van een kledingwinkel als het einde van een lange keten, maar ze wil ook spelen met de taal van de logistieke managers die het proces uittekenen en begeleiden. En dan is er ook nog de ‘ik’ die enerzijds als medewerker in de winkel een pion is in de systeemwereld van productie tot consumptie en anderzijds consument zelf, want ook kleding dragend. De ‘shop girl’ uit de titel is het meisje dat komt shoppen en het meisje dat in de winkel staat om het winkelend publiek te helpen. Hoe vol al die ambities samen worden, is goed te lezen in het eerste gedicht waarin we alles tegenkomen: de taal van het textiel, de worstelende ik en de strijd om het allemaal onder woorden te brengen.
BETAALZONE
Ik vind mijn lichaam terug
aan het einde van een supply chain
die non-stop in mij leegloopt.
Laat alles weer uit me vloeien.
Je kan mij uit de betaalzone halen
maar je kan de betaalzone niet uit mij halen.
De winkelvloer kleeft aan mijn binnenkant
absorbeert alles.
Zo volgepompt dat ik het internet nodig heb i’m already world wide
laat ik me sneller uitbuiten dan mijn schaduw
en droom een wereld
buiten deze zone
waar ik naar terugkeren kan
na het scannen van een barcode
of een vingerafdruk.
Shop floor without end:
oersoep, proteïsche massa of seminaal vocht
de winkelvloer is nat
en buiten schijnt de zon.
Ik ontrafel een artikel
tot ik niet verder kan
en het kapitalisme zit er niet in
en wanneer ik de ruimte verlaat zal ik niet stoppen
me tot deze objecten te verhouden
die ik inslikte
om mezelf te kunnen aanraken.
Mijn lichaam verandert in een gedicht over het kapitaal
en ik hang vast in kleverige wolken
van elastaan
polyester
geëxpandeerd polystyreen.
Intimiteit sijpelt weg
uit mijn aanrakingen
vloeit terug
langs backward linkages.
We zien verwijzingen naar technische vakliteratuur gemengd met clichés. We zien een snelle wisseling tussen het lichamelijk intieme en het plastisch technische waarbij het laatste domineert waardoor het persoonlijke, het emotionele ondergeschikt is. Dat laatste komen we tegen in alle gedichten. Het gedicht ‘Colour Management’ heeft een wat afwijkende vorm, namelijk die van een kort toneelstuk in drie bedrijven. De personages zijn de abstracties uit het logistieke systeem: de Colour Forecasting Agency, de Colour Managers en diverse kleuren. Hun gesprekken vinden plaats in de ChromaZone en de Betaalzone. Abstracties binnen abstracties, waarbij ik, lezer, op afstand word gehouden. Ik lees taal die ik tegenkom in het onaantrekkelijke proza van beleidsnota’s en wetenschappelijk onderzoek als de ‘Colour Forecasting Agency’ uitlegt waar de voorspellingen op zijn gebaseerd:
(…)
Data over consumentenvoorkeuren
revoluties in lifestyletrends
gebeurtenissen in wereldsteden.
Culturele factoren
economische factoren
sociale factoren.
De impact van kleur op emoties
waarneming en lichamelijke toestand van de mens.
(…)
De levenscyclus van textiel gaat een alternatieve stroom nadat een consument ermee klaar is. Want de niet-verkochte of voldoende gebruikte broek gaat via een ‘wormgat’ naar ‘andere zones / in ruimte en tijd.’ En dan is de ‘ik’ weer aan de beurt om te sorteren, te ordenen en te strijken. Uit het gedicht ‘Ghosts in the Shell’:
(…)
ik reanimeer lompen
in een dorre zone
herstel percentages
van teloorgegane waarde (…)
Alles is gericht op $$$ vermeerderen tot aan de maximaal toegevoegde waarde, aldus de dichter. De dichter heeft hard gewerkt om de vele lijnen te binden, maar vraagt dat ook van de lezer, die moet ongelooflijk zijn best doen om de vele en snel wisselende associaties op te pakken. Op de achterflap is sprake van een poëtisch epos in de traditie van Vergilius maar voor een dichterlijk epos is het te weinig lyrisch, te fragmentarisch. Het beeld van de stroom van zijderups naar onderbroek wordt zo vaak onderbroken, dat het onvoldoende tijd krijgt om vorm te krijgen. Shop Girl van Dominique De Groen is een vormrijk debuut, met inhoud, duizelingwekkend veel inhoud. Een kledingwinkel beschreven als het eindpunt van een lang en dynamisch proces: van zijderups tot onderbroek. De ‘ik’ is onderdeel van het geheel en staat tegelijkertijd buiten het verhaal en er middenin als deel van de cyclus en als slachtoffer. En de lezer ziet het aan en kan niet ingrijpen want weet niet waar hij moet beginnen.
***
Dominique De Groen (1991) debuteert met Shop Girl. Werk van haar werd gepubliceerd in Deus Ex Machina, op Samplekanon en hard//hoofd. Zij post poëzie en beeldend werk op http://www.vulpix91.be.