LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

‘Een dichtbundel is een soort inventaris’

28 mei, 2018

Frank Pollet (1959) schrijft en publiceert. Gedichten, kinderboeken, educatieve werken. Hij is getrouwd met kinderboekenschrijfster Moniek Vermeulen, met wie hij samen de hoofdredactie vormt van Klap, een actuamagazine voor 8-9-jarigen.


Allereerst, hoe is de nieuwe bundel (Turbulenties, Kleinood & Grootzeer, december 2017) ontvangen?
Als je hengelt naar reacties in de pers, dan moet ik het antwoord schuldig blijven; ik heb geen weet van welke recensie dan ook. Blijkbaar vindt niemand het interessant genoeg om eens te bekijken wat ik in de negen jaar na mijn vorige reguliere bundel op poëtisch vlak heb uitgevreten. Anderzijds heb ik heel fijne reacties van lezers in mijn mailbox gevonden. Zal ik dit antwoord hoopvol afsluiten met de boutade dat ik mijn bundel niet voor recensenten, maar voor lezers heb gepubliceerd?

Er zijn slechts 100 genummerde en gesigneerde exemplaren. Is dit een realistische keuze of wilde je voor exclusiviteit gaan?
Die 100 exemplaren, dat was de opzet. Daarvoor heb ik me bij Kleinood & Grootzeer laten inlijven. Gerrit Westerveld maakt heel mooi verzorgde boekjes, zet ze helemaal zelf in elkaar, dat vond ik een meerwaarde. Maar een halfuur na de boekpresentatie was de hele oplage uitverkocht en heeft de uitgever beslist om er nog een oplage tegenaan te gooien. Zelf had ik het liever bij een eenmalige exclusieve druk van 100 exemplaren gehouden, maar ach.

Wat is, vergeleken met je debuut in 1980, de grootste winst van het al jaren schrijven?
Er is geen winst. Ik schreef toen wat ik te schrijven had en dat doe ik nu nog steeds. Er is wel verlies, want er was wel heel veel aandacht voor mijn debuut.

Je bent een literaire duizendpoot. Hoe verhoudt de poëzie zich tot al die andere uitingen? Ga je met haar anders om?
Ik leef van het schrijven, dus staat poëzie de rest eigenlijk in de weg. Ik bedoel: alle tijd die ik in gedichten investeer, kan ik niet in mijn kinderboeken stoppen, en dat is mijn core business, om eens een vreselijk commercieel begrip te gebruiken. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ik móét blijkbaar nu en dan gedichten schrijven. Dat stel ik altijd echt zolang uit tot ik als het ware ontplof.

Na 2006 schreef je nog maar mondjesmaat gedichten. In dat jaar kreeg je voor Drie Theremins de Poëzieprijs van Merendree én de Prijs voor de Beste Dichtbundel 2006. Hebben die twee dingen met elkaar te maken?
Nee, het heeft alles te maken met hoelang ik het schrijven van poëzie kan uitstellen. En blijkbaar kan ik dat met de jaren steeds beter. Een dichtbundel is voor mij een soort inventaris. Als er één klaar is, kan ik dat weer achter me laten. En hopen dat ik niet te snel weer moet ontploffen.

Over de nieuwe bundel wordt gezegd dat hij ‘niet vrolijk is’ en ‘een onderzoek naar de onregelmatige wervelende bewegingen in de atmosfeer van het hoofd’; hoe zit het met het hart?
Goed, dank je. Mag ik even melig zijn? Er zit ont-zet-tend veel hart in mijn bundel. Dat hart is de oorzaak van die bewegingen in het hoofd. Het laatste halfjaar heb ik het mentaal erg lastig gehad. Burn-out, depressieve klachten. Als je kijkt wat de oorzaak is, dan kom je bij het hart uit, terwijl het zogezegd allemaal ‘tussen de oren’ zit. Snap je?

In het gedicht Wachtmens * (uit: Dalida, 2004), mijn favoriet, staat ‘hij herkent zich in deze vorm: een vleermuis, of een vis die in een fuik begint te denken’ en ‘wek hem niet, verstoor de klaarte van zijn versvorm niet’. Is het poëzie analyse een dergelijke verstoring? Moeten we wel willen verklaren?
Ik trap een open deur in wanneer ik zeg dat het rationeel verklaren van poëzie ons ingegeven is door het onderwijs en de maatschappij. We moeten alles kunnen verklaren, uitleggen, … Op school krijgen alle leerlingen elk jaar steevast vragen als: hoe verklaar je…, wat betekent… tot de meest ergerlijke en zinloze vraag: wat heeft de dichter daarmee bedoeld. Terwijl je ook kunt vragen: wat valt je hier op, wat vind je hier interessant, welke woorden / woordcombinaties vind je fijn en waarom, waar kun je van genieten…

Denk je aan de lezer als je gedichten schrijft?
Vroeger wel, maar sinds ik LaDiDa heb geschreven niet meer. Sinds die bundel schrijf ik poëzie voor de ideële lezer, de lezer die heel de Bijbel, en de dikke van Dale kent, die het internet in zijn hoofd heeft zitten, die alles van Spotify kent, … Poëzie is toch spitstaal naar vorm en inhoud? Dan mag je daar toch zo ver mogelijk in gaan?

Op je website staat een aparte categorie poëzie voor jongeren; is dat noodzakelijk? Kunnen jongeren niet uit de voeten met poëzie voor volwassenen?
Mijn doelgroep wat kinder- en jeugdboeken betreft zijn de 10-12-jarigen. Die hebben geen boodschap aan de meeste van mijn volwassengedichten, denk ik. Kinder- en jeugdboeken, ook kinder- en jeugdgedichten schrijf ik altijd heel bewust met de doelgroep in mijn achterhoofd. En dat lijkt me maar logisch, want hun maturiteit is nog niet die van de volwassen ervaren poëzielezer. Kinderen zijn bovendien erg kwetsbare mensen, dus wil ik met hen erg voorzichtig zijn. Wat niet betekent dat ik hen wil betuttelen. Ik behandel hen met heel veel respect.

Nog altijd begint elke dichtregel met een hoofdletter, de vorm kan wel eens verschillen. Doe je dit heel bewust?
Dat heb ik een aantal jaren gedaan ja. Maar ‘Turbulenties!’ betekent onder andere op dat vlak een hele ommezwaai.

Wat zijn de mooiste woorden in het Vlaams? Wat is sowieso de betekenis van taal voor je? Had je dezelfde creativiteit op een ander gebied kunnen hebben?
Ik zeg weleens dat ik het erg jammer vind dat ik niet kan tekenen, zingen of een instrument bespelen. Maar eigenlijk is dat onnodig. Ik ben gewoon een taalmens, altijd geweest. En dus schrijf ik, en daar kan ik best mee leven. Mooiste woorden in het Vlaams? Ik heb er ooit een paar hele mooie ingezonden voor het radioprogramma De Taalstaat op de Nederlandse Radio 1, met presentator Frits Spits. Ik ben toen adoptieouder van het woord nieveranst geworden. Het leverde me, als enige Vlaming tussen negentien Nederlanders, een interview op in het boek 1000 vergeetwoorden om te koesteren (Van Dale Uitgevers, 2015).

Op je site een prachtige vondst voor het schrijven in opdracht: je woorden zijn te huur. In mijn snelheid las ik ‘huurmoorden’. Wie huurt je in?
Vroeger verhuurde ik mezelf vaker. Bijvoorbeeld aan kunstgieterij Art Casting, een keer aan het Hof van Cleve, aan Sensoa, … Als huurwoordenaar ben ik de laatste jaren niet heel erg actief. En da’s maar goed ook, want ik leg liever mijn eigen eieren dan die van anderen.

Je interviewde zelf een aantal kunstenaars die allen, zo zeg je, maniakaal met hun vak of roeping bezig waren. Hoe gedreven ben jij?
Als je in Vlaanderen van je pen wilt leven, ben je per definitie gedreven, want eigenlijk is het min of meer gekkenwerk. We hebben al zo’n klein taalgebied, en ik zit in een niche, de kinderboeken, en dan vooral nog voor 10-12-jarigen. En toch lukt het om uit het schrijven en wat daarmee verband houdt een inkomen te verwerven waarvan netjes te leven valt. Dat is tempowerk: jaarlijks een boek of twee en een kleine honderd auteurslezingen. Eigenlijk gebeurt hier een klein mirakel, want ook mijn Vrouw, de kinderboekenschrijfster Moniek Vermeulen, is een kleine zelfstandige.

In 2016 ontving je de Cultuurprijs van de Stad Sint-Niklaas. Eervol uiteraard, in hoeverre streef je (nog) naar erkenning?
Dat is een heel dubbele vraag. Wie publiceert, is in zekere zin ijdel en wil gelezen en gewaardeerd worden. Je kunt zeggen dat prijzen krijgen je niks doet, maar dan lieg je, want zo’n prijs is een uiting van waardering en daar ben je sowieso blij mee. Ik was content met de Cultuurprijs van de stad waarin ik aan de rand woon, maar ik kan hem best relativeren. Héél erg relativeren…

*
Wachtmens
(Fnuikman)

Haal hem uit zijn schaduw voor
Hij herkent zich in deze vorm:
Een vleermuis, of een vis die in een fuik

Begint te denken. Laat hem door
Zijn polsslag leven, geef hem storm
En van elk woord het vruchtgebruik,

Maar wek hem niet, verstoor
De klaarte van zijn versvorm
Niet. Met rijm dat zijn verbeelding fnuikt.

uit DaLiDa, uitgeverij P., 2004

 

Interview Alja Spaan

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...