door Elly Woltjes en Joop Leibbrand
Meander Klassieker 5
In de vijfde Klassieker opnieuw aandacht voor een gedicht van Vasalis. Haar gedichten ogen vaak bedrieglijk eenvoudig. Elly Woltjes en Joop Leibbrand laten zien, hoe de verstechniek de inhoud op een fijnzinnige wijze ondersteunt.
STRENG en aanbiddend kijkt zij in mijn ogen
terwijl zij drinkt, of zij iets heiligs doet.
En een godin in mij wordt plots bewogen
en stort in mildheid uit en overvloed.
Ik word een pijn van liefde en erbarmen,
een huif van aandacht en van veiligheid.
O lief, zó dorst ik naar uw armen
in noodzaak en in heiligheid.
–
–
M. Vasalis (1909-1998)
–
Uit: Vergezichten en gezichten (1954)
Uitgever: Van Oorschot
In acht eenvoudige regels wordt ons hier een wereld van liefde geschetst. In de eerste zes regels gaat het over de liefde van een moeder voor haar baby, maar blijkens het woordje “zó” in regel 7, moeten we dat niet alleen als een zelfstandige passage zien, maar mede als beeld voor de (echtelijke) liefde tussen man en vrouw.
Prachtig wordt beschreven hoe een moeder haar kindje de borst geeft en wat dat in diepste zin betekent. Leven geven en leven ontvangen, is een heilige, goddelijke activiteit.
Indringend zet Vasalis moeder en kind naast en tegenover elkaar. Het kindje, dat hier als het ware het sacrament van het leven ontvangt, straalt in het fixeren van de moeder een kalme, zekere rust uit. De moeder is een en al spanning, zorg en emotie. In dit verband is “bewogen” (r.3) een opvallend woord. Enerzijds duidt het de (soms pijnlijke) stuwing in haar borsten aan, anderzijds wijst het natuurlijk op de gevoelens die zij ervaart.
Vandaar dat ook “pijn” (r.5) op veel manieren geïnterpreteerd kan worden is: het zogen doet pijn, het gevoel voor dit leven verantwoordelijk te zijn, doet pijn, want maakt angstig, en het gevoel van onvoorwaardelijke liefde doet pijn vanwege de intensiteit ervan.
En zo heeft dus de vrouw haar man lief! De volmaakt zuivere, “heilige” liefde die zij behoeft (“dorst” komt hier van het werkwoord dorsten, dat hevig verlangen betekent) is voor haar letterlijk een levensnoodzaak. Zij wil zich zeker weten van zijn allesomvattende liefdevolle zorg; zoals zij voor hun kind een huif is (een beschermende kap), moet hij dat voor haar zijn. Is zij voor de baby een godin, hij is haar god.
De verstechniek ondersteunt de inhoud op een fijnzinnige wijze. Het gedicht heeft een regelmatige afwisseling van vrouwelijk en mannelijk rijm, gebruikt in twee keer vier regels met gekruist rijm. De eerste vier regels tellen, afhankelijk van het feit of het een vrouwelijke dan wel mannelijke regel is, elf of tien lettergrepen. De laatste vier regels tellen achtereenvolgens elf, tien, negen en acht lettergrepen. Het is alsof de ik uit het gedicht ademloos toesnelt naar de essentie van de laatste regels!
De inhoud wordt ook ondersteund door de klankkleur. Zoals de hele inhoud toewerkt naar het kernwoord “heiligheid”, doet ook de klank dit, want in dit korte vers is dan al twaalf keer de ij-klank gebruikt. Verder domineren de expressieve, haast exclamatieve oo-klank en daar tegenover de meer ingekeerde, naar de ik terugwijzende i-klank.
Tenslotte is nog opvallend hoe de “strenge” inzet van het gedicht een vervolg krijgt in het maar liefst zeven maal herhaalde én. Vasalis maakt letterlijk zichtbaar, dat liefde niet een kwestie is van óf het een, óf het ander, maar van én, én, én. Van álles, want liefde is een goddelijke kwaliteit, zoveel maakt zij hier wel duidelijk.