LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassieker 6: Simon Vinkenoog – Ver als de horizon ben je

15 jul, 2000
door Elly Woltjes en Joop Leibbrand

Meander Klassieker 6

Het gedicht ‘Ver als de horizon ben je’ van Simon Vinkenoog is niet eenduidig te interpreteren. Volgens Elly Woltjes en Joop Leibbrand ontstaat de betekenis pas in het hoofd van de lezer: “maar alleen als die bereid is om net als Vinkenoog het experiment met de taal aan te gaan.” Een mooi voorbeeld van de vernieuwende poëzie van de De Beweging van Vijftig (1949-1954).

Ver als de horizon ben je

ver als de horizon ben je
in de glazen kist van het weer geborgen
beukend op de blikken deksels
van het najaar
ik zie de bliksem langs je lichaam trillen
en de regen loopt onrustig door je ogen

ik kan de afstand die mij van je scheidt
in lichtjaren tellen
en in de meter van het geluid
zoemen de seconden

mijn handen opnieuw in gebruik gesteld
sluiten het onweer in je borsten buiten

alleen de regen is thuis
op de platte daken van de nachten
zonder duizelingen


Simon Vinkenoog (1928 – 2009)

Uit: Land zonder nacht (1952), opgenomen in Bloemlezing uit de poëzie van Simon Vinkenoog (1994)
Uitgever: Poëziecentrum

Dit gedicht van Simon Vinkenoog is een mooi voorbeeld van de vernieuwende poëzie die in de periode 1949-1954 verscheen. De dichters van De Beweging van Vijftig (de zgn. “Vijftigers”) wilden de taal bevrijden van het intellectuele keurslijf door een preverbale lichamelijke aanpak. Dit had zijn weerslag op de vorm van het gedicht.

Bovenstaand gedicht heeft geen vaste versvorm, er zijn geen rijmschema’s. Evenmin is er interpunctie en de dichter maakt slechts in de titel gebruik van een hoofdletter. Het is een zogenaamd vrij vers.

Wat de inhoud betreft valt in eerste instantie op dat de dichter veel natuurverschijnselen bij name noemt: horizon, bliksem, regen, onweer. Er is een expliciete ik-figuur (‘mijn’) en ook is er sprake van een ‘je’ die haast oneindig ver is, ‘ver als de horizon’. De vernieuwende dichters wilden de volledige werkelijkheid, het ongebreidelde leven ongefilterd weergeven en hanteerden daartoe voor de inhoud het middel van de associatie en het middel van complexe beeldspraak. De vrije associatie valt onmiddellijk op door verrassende woordcombinaties als ‘in de glazen kist van het weer geborgen’, ‘beukend op de blikken deksels’ en ‘alleen de regen is thuis’. Dat maakt het gedicht moeilijk te duiden, wat nog eens versterkt wordt door de complexe beeldspraak, zoals bijvoorbeeld ‘de regen loopt onrustig door je ogen’.

In tweede instantie valt op dat er in strofe twee en drie een tegenstelling is tussen het dichtbij en veraf zijn van de ‘je’. De afstand is zo groot als het heelal (lichtjaren), maar toch sluiten de handen van de ik het onweer in de borsten van de ‘je’ buiten. Hier is sprake van een discontinuīteit in plaats. Een mogelijke interpretatie is dat de ‘je’ een geliefde is en dat de ik-figuur de ervaring beschrijft van het gevoel dat na een vrijpartij de geliefde dichtbij en toch veraf is. De bliksem die langs het lichaam trilt, zou dan het orgasme van de geliefde kunnen zijn en de duizelingen zijn dan duizelingen van liefde. Het beuken op de blikken deksels uit r.3 zou de seksuele drift kunnen zijn’ te vergelijken met het ritme dat een drummer op zijn drumstel slaat. De ‘je’ kan dan bijvoorbeeld weer in slaap gevallen zijn (‘weer geborgen’) en ze slaapt als Sneeuwwitje in een glazen kist.

Maar wie weet is de ‘je’ wel gestorven en heeft dat met het onweer en de duizelingen te maken. Zo brengt de dichter dus verschillende betekenislagen aan.

Op een mogelijk andere interpretatie komen we door de woorden ‘meter van het geluid’ en ‘zoemen de seconden’, wat doet denken aan het afspelen van een film, in werkelijkheid of in zijn hoofd. De blikken deksels zouden dan filmdozen kunnen zijn en zo wordt meteen verklaard waarom de geliefde dichtbij én veraf is. Duidelijk is dat de ik de ‘je’ niet of slechts even bereikt, waarbij in de eerste strofe sprake is van paniek (onrustig, bliksem, najaar), in de tweede strofe van afstand, in de derde strofe van contact en in de laatste strofe van een zekere rust. Het kan ook zijn dat de ik de ‘je’ niet bereikt, omdat hij zelf eenzaam of vervreemd is, of omdat de ‘je’ vervreemd is van de wereld.

Er zijn dus meerdere interpretaties mogelijk en ook na uitvoerige bestudering blijkt de precieze betekenis niet te achterhalen. De betekenis ontstaat pas in het hoofd van de lezer, maar alleen als die bereid is om net als Vinkenoog het experiment met de taal aan te gaan.

     Andere berichten