Vrouwkje Tuinman debuteerde in 2004 met de dichtbundel Vitrine. Een jaar later publiceerde ze de roman Grote acht en in 2007 verscheen haar tweede dichtbundel Receptie. Voordat ze debuteerde als dichter had ze al heel wat publicaties op haar naam staan. Zo schreef ze samen met Ingmar Heytze het boek Verdomd interessant, maar gaat u verder. De taal van Wim T. Schippers en gaven zij drie bloemlezingen uit met de thema’s seks, drugs en rock ‘n’ roll: Seks, de daad in gedichten, Drugs, verslavende gedichten en Rock ‘n’ roll, klinkende gedichten.
Tuinman verwacht dat ze ooit nog wel eens samen een bloemlezing uitgeven: ‘We missen de samenwerking, maar zijn ook allebei te zeer verwikkeld in projecten om er weer iets bij te gaan doen. Ik vind het interessant om een podium te creëren, of het nu een daadwerkelijk podium is of een bloemlezing. Een idee uit te werken waarvan jij vindt dat het in de wereld moet komen. Auteurs in een andere context te presenteren of uit te dagen iets anders te doen dan ze normaal gesproken doen.’
Proza of poëzie
Tuinman heeft niet echt een voorkeur voor het schrijven van proza of poëzie: ‘Ik schrijf niet meer proza dan poëzie. Het is redelijk half om half, als je het over een periode van bijvoorbeeld een jaar bekijkt. Soms echter ben ik een boek of bundel aan het afmaken, en probeer ik te focussen. Dat is momenteel het geval. Ik ben het boek Buurvrouw aan het schrijven en heb de laatste tijd – behalve een aantal opdrachtgedichten – niks afgemaakt. Opzetjes voor gedichten maak ik wel.’
Of een literaire schrijver serieuzer genomen wordt als hij een roman op zijn naam heeft staan, weet ze niet. ‘Ik ben niet zo bezig met de vraag of ik serieus genomen word. Als het gaat om aandacht van de buitenwereld kan ik wel zeggen dat poëzie – anders dan ik had verwacht – een langere adem heeft. Je wordt vaak uitgenodigd om voor te lezen en dat gaat ook nog door als je bundel al twee jaar uit is. Ik zie dat bij meer mensen die in beide genres werken. Bij een roman moet je het meer hebben van de eerste golf aan publiciteit en eventuele nominaties en prijzen’, aldus Tuinman.
Minder gestotter
Omdat ze merkte dat ze ideeën wilde uitwerken die vroegen om een andere vorm dan proza, begon Vrouwkje Tuinman met het schrijven van poëzie. Een van de dingen die haar drijft is dat ze altijd wil blijven leren. ‘Op mijn vijftiende ben ik begonnen met journalistieke artikelen. Ik heb veel geleerd van commerciëlere tekstschrijfopdrachten. En later ben ik gaan proberen of ik ook op het vlak van columns wat kon. Nog later is daar fictie bij gekomen. Al die vormen van omgaan met taal vragen andere technieken en andere vormen van concentratie, dat vind ik interessant om te exploreren’, vertelt ze.
Tuinman bekwaamt zich niet alleen in meerdere literaire disciplines, maar ontwikkelt zich ook binnen de disciplines zelf. Ze vertelt hoe haar poëzie is veranderd in de periode tussen Vitrine en Receptie: ‘Ik ben compacter gaan werken. En verder is mijn werk enerzijds minder parlando geworden, anderzijds wordt er minder in gestotterd. Dat lijkt een tegenstelling maar dat is het niet’.
Herkansing
Haar debuutbundel Vitrine werd zeer positief ontvangen. Dan kan het moeilijk zijn voor een dichter om met een tweede bundel voor de dag te komen. Tuinman geeft wel toe dat ze af en toe de angst had dat ze door de mand zou vallen. ‘Maar dat heb ik regelmatig bij grotere projecten, dat was al zo bij mijn afstudeerscriptie. Dat is ook gezond, denk ik. Uit de angst kan, als het goed is, een grotere focus voortkomen. Soms is het een eyeopener’, vertelt ze. ‘Het verschil is natuurlijk wel dat je bij je scriptie een herkansing kunt krijgen en er maar enkele mensen zijn die haar lezen. Er komen geen recensies van in de krant.’ Aan de andere kant is ze zelfverzekerd genoeg om te verklaren: ‘Een bundel of boek is voor mij klaar als ik zeker weet dat het precies is wat ik op dat moment wil en kan maken. Als dat het geval is, is het een geslaagd boek. En daarna ga ik weer verder.’
Controledwang
Machtsverhoudingen vindt Tuinman interessant en dat is te merken in haar werk. Vooral in de bundel Receptie schrijft ze over mensen die elkaars grenzen overschrijden, die elkaars levenssfeer binnendringen, die hun wil proberen op te leggen aan anderen. ‘Controledwang vind ik sowieso een interessant thema’, licht ze toe. ‘Ik zou dit soort dingen kunnen uitwerken door te gaan schrijven over CEO’s in het bedrijfsleven, om maar eens wat te noemen. Maar die wereld ken ik niet, en ik zie genoeg aanknopingspunten in het leven om me heen. Dus kies ik meer huiselijke beelden.’ In haar gedichten zien we dan ook zeer herkenbare beelden en situaties.
Autobiografisch
Soms wekken ze de indruk dat er autobiografische elementen in verwerkt zijn. Tuinman heeft wel een idee hoe dat komt: ‘Voornamelijk doordat ik vrijwel altijd vanuit de ik-persoon werk. Dat doe ik ook als het helemaal niet over mijzelf gaat – en dat is vaak het geval. Voor mij is werken in de derde persoon niet effectief gebleken tot dusver. Het creëert een kunstmatigheid die voor mij niet werkt. Het laat me acteren. Er is voor mij een groot verschil tussen ‘in de huid kruipen van’ en een personage daadwerkelijk in je hoofd toelaten. Een gevolg is dat mensen vaak denken dat het één-op-één mijzelf betreft. Tja, dat is dan maar zo’, merkt ze op. ‘Overigens zit er altijd wel iets van mijzelf in. Ik werk beelden uit die ik herken. En die vergroot ik uit. Een voorbeeld is het gedicht ‘Spion’. Het uitgangspunt is heel alledaags, het onderwerp misschien minder: de angst dat anderen jouw levenssfeer binnendringen. Het is absoluut niet zo dat ik bang in de gang lig te wachten op wat de postbode nu weer gaat doen. Maar ik was bezig met dat thema ‘privacy’ en kreeg in korte tijd meerdere opengemaakte poststukken in de bus. Op zo’n moment ga ik me voorstellen hoe je dat zou kunnen interpreteren als je wél bang bent, of zelfs paranoïde. Omdat ik er wel degelijk mijn eigen huis en postbode bij zie, lukt dat – al gaat het niet over mij.’
Slap elastiek ligt voor mijn deur. De postbode is
vertrokken. Steeds schijnt een rode gloed langs
het gordijn. Saaie enveloppen smijt hij meters ver
de gang in. Andere dagen grazen zijn mouwen
gulzig door mijn papier, maar krijg ik niets. Komt
er een brief dat hij mij dagen terug niet thuis trof.
Blaast hij rook door de brievenbus heen.
Het bordje met mijn naam erop is al verdwenen.
‘Misschien verandert het nog, maar op dit moment vind ik het nog niet interessant om te schrijven vanuit een mij totaal vreemde wereld, of dat nou de tennisvereniging betreft of met een motorhome rondtrekken door Amerika, of een ander tijdperk dan het huidige.’
Enorme stapel woorden
Tuinman is ook journaliste. Ze schrijft veelvuldig over poëzie, maar dat beïnvloedt haar poëzie in het geheel niet. ‘Het lezen is heel belangrijk. Ik lees het meeste van wat er in Nederland verschijnt aan bundels, en dat is zeer waardevol’, vertelt ze. ‘Veel lezen is sowieso erg belangrijk als je wilt schrijven, naar mijn mening: Hoe pakken anderen het aan? Wat vind ik daarvan en waarom?’.
Daarnaast geeft ze lessen poëzie- en prozaschrijven aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en de Hogeschool Utrecht. Ze probeert in deze lessen over te brengen dat er altijd wel wat te leren valt over het eigen schrijven. ‘Het ontbreekt deelnemers vaak aan een houvast om verder te kunnen met die enorme stapel woorden die ze hebben verzameld. Soms kun je ze heel specifieke technieken bijbrengen of leren structureren. Soms gaat het meer om zelfvertrouwen, is het discussiëren met andere deelnemers en de docent een manier om te ervaren dat veel mensen dezelfde problemen hebben met schrijven. Anderen hebben simpelweg een stok achter de deur nodig, de strenge docente die wil dat je elke week wat inlevert en die dan losgaat met de rode pen. En wat voor eigenlijk iedereen goed werkt, is het feit dat in zo’n les je werk concreet wordt. Het gaat een interactie aan met de wereld. Het bestaat. Vaak zorgt dat ervoor dat je ermee verder kunt’, aldus Tuinman.