LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

'Een gedicht maken kan niet altijd'

3 mei, 2008

Erik Lindner debuteerde in 1996 met de dichtbundel Tramontane bij uitgeverij Perdu. Zijn tweede bundel Tong en trede verscheen bij De Bezige Bij. Samen met Henk Pröpper stelde hij in 2003 een bloemlezing samen met Nederlandse dichters in Franse vertaling, Le verre est un liquide lent; 33 poètes néerlandais. In november 2004 verscheen de bundel Tafel. Voor deze bundel werd hij genomineerd voor de Hugues C. Pernathprijs. In 2007 verscheen de Franstalige bundel Terrain. Momenteel is hij recensent voor De Groene Amsterdammer en werkt hij aan een nieuwe dichtbundel.

Foto: Ruth Verraes

Hyperalertheid
Hoe het schrijven van gedichten bij hem in zijn werk gaat, daarover vertelt Erik Lindner: ‘Het verschilt per gedicht. Met series kan ik maandenlang bezig zijn. Het begint vaak met registraties, aantekeningen, die als ze een beetje dwingend zijn tot meer regels leiden. Sommige van die regels blijven als ik ze genoteerd heb in mijn kop hangen. Het ritme van het gedicht kan in die ene regel samengevat zijn. Ik heb een tijdje reisbrieven geschreven: stukjes over een stad in het buitenland waar ik was en die ik dan voor de radio doorbelde. Toen ik laatst opnieuw op reis ging en die mogelijkheid bij de radio er niet meer was, merkte ik hoe het voelde om terug te gaan naar het schrijven van een gedicht. Het betekende minder registreren, minder noteren en ook met die notities veel kritischer en zuiniger omspringen. Uitdunnen van teksten, zogezegd. En de klank van de woorden gaat daarbij natuurlijk sterker een rol spelen dan in een reisbrief.’ Als hij een gedicht schrijft wil Erik Lindner gewoon alleen maar een goed gedicht te maken. ‘Van een gedicht schrijven krijg ik energie. Terwijl juist het schrijven van gedichten, als het lukt, een zeer geconcentreerde bezigheid is. Alleen door die concentratie kan ik kiezen welke regels ik wil hebben. Ik verwerp erg veel wat ik verzin. De combinatie van klank, van ritme, van beelden die de woorden samen kunnen genereren – wat altijd mede afhankelijk raakt van de lezer – moet uiteindelijk bepalen wat goed is. Het lijkt soms een hyperalertheid, een bewustheid van de andere woorden in dat gedicht en hun implicaties bij het toevoegen van een regel, of het veranderen van een woord. En die alertheid heb ik maar soms. Een gedicht maken kan niet altijd’, vertelt Lindner.

Rare situatie
Erik Lindner heeft een speciale band met Frankrijk. Zo is er al een bundel van hem in Frankrijk verschenen en verzorgde hij een bloemlezing van Nederlandstalige dichters in het Frans. ‘Ik ben naar Frankrijk gegaan toen ik wegliep van school, op mijn vijftiende. Ik ben later twee jaar in Parijs gaan wonen en heb daar vijf jaar als vrijwilliger literaire avonden georganiseerd in het Institut Néerlandais. Op die avonden lazen, niet altijd maar meestal, zowel Franse als Nederlandse dichters voor. Soms zat er een publiek van Nederlandse expats, andere keren een volle zaal met jongere Fransen die naar poëzie wilden luisteren. Ik heb in die vijf jaar 33 Nederlandse dichters naar Frankrijk gehaald, ze er laten voorlezen en wat van hun werk laten vertalen, dat ik met een overheadprojector op de muur projecteerde. Van die vertalingen zijn er een redelijk aantal verschenen in Franse tijdschriften en bloemlezingen.’ Het heeft zelfs tot een uitzonderlijke situatie geleid. Toen hij ophield met het organiseren van deze literaire avonden, in 2004, mocht hij drie maanden in het Centre International de Poésie Marseille verblijven, mits hij na afloop een manuscript inleverde dat vertaald werd. ‘Dat is mijn eerste eigen Franse boek geworden, Terrain, dat uiteindelijk vorig jaar verscheen, met gedichten uit mijn laatste bundel en gedichten uit mijn komende bundel. Zo zit ik in de rare situatie dat een deel van mijn werk eerder in vertaling is verschenen dan in het origineel’, vertelt Lindner.

Poëzie is niet alleen taal
Er zijn verschillen tussen Nederlandse en Franse poëzie merkt Lindner op: ‘Poëzie is niet alleen de taal waarin die geschreven is, het heeft ook te maken met de traditie van de literatuur ter plekke, ook als de dichter zich daarvan afkeert. Franse bundels zijn veel dikker, en er zijn hele colonnes die elke witregel en afbreking in een gedicht wantrouwen, omdat die artificieel zou zijn. Dat heeft met allerlei dingen te maken die hier te ver voeren, zoals de melodie en de structuur van de Franse taal op zich.’
Dit is ook merkbaar bij de vertaling van zijn eigen gedichten. De gedichten in het Frans zijn iets strakker en daarmee mogelijk ook iets vlakker. ‘Ik bedoel dat niet negatief: ingetogener misschien, minder lyrisch. De vertaler Éric Suchère is een kunstcriticus, hij schrijft ondermeer voor Art presse. Hij gaat op zich van de beelden uit, niet zozeer van de taal. De andere vertaler, Kim Andringa, die volstrekt tweetalig is, doet dat juist weer wel. Belangrijk is dat uiteindelijk de Franse dichter, Éric, mij van haver tot gort kent. En dat hij ook nog de bescheidenheid opbrengt zich door een technische vertaler te laten corrigeren. Met een vertaling schrijf je je ook een andere literatuur in, en die is anders in Frankrijk dan hier. Hoe Kim en Éric daar voor Frankrijk acceptabele poëzie van maken, en toch trouw genoeg blijven aan het origineel, dat is knap’, verklaart Erik Lindner.

Terrein
Momenteel is hij bezig met een nieuwe bundel met de titel Terrein.
‘Elke bundel is een ander project. Ik denk wel dat het registrerend perspectief van mijn vorige bundel Tafel onverminderd terug zal keren in de gedichten, maar wat losser, en ook weer wat woordrijker, iets minder minimalistisch. En met Terrein ga ik naar buiten, net als mijn debuut Tramontane, terwijl Tong en trede en Tafel verstild waren. Er mag wel weer iets meer zwier in, ik mag me toch ondanks dat constante schrappen gewoon wel eens wat meer laten gaan. Toen ik net begon als criticus, afgelopen oktober, las ik voor bij Dichter in huis in Gent. Ik maakte vijf sets van telkens andere gedichten, wat net ging met drie bundels en nieuw werk. En op een gegeven moment luisterde de criticus die ik net geworden was, naar mijn eigen gedichten. En toen hoorde ik op welke punten ik iets niet goed deed. En op dat moment wist ik: ik kan weer door, ik kan iets anders doen dan wat ik deed.’

Ik kan niet alles bespreken wat ik zou willen
Erik Lindner is behalve dichter ook recensent. Hij schrijft sinds enige tijd recensies voor De Groene Amsterdammer. ‘Ik wil recensies maken die een bundel recht doen, in de zin dat ik de lezer informeer over waar de bundel uit bestaat, en niet met mijn kritiek de bundel voorbij hol. Dat is niet altijd makkelijk, want ik vind niet alles even goed. Ik wil proberen iets in de bundel te vinden wat ik goed vind en wat ik niet goed vind en dat beiden uit te schrijven. Daarbij is er bij De Groene de ruimte om wekelijks een bundel te bespreken. Dat betekent dat we niet hoeven te wachten op wie genomineerd is voor de debuutprijs of een andere prijs, dat we zelf kunnen kiezen wat we bespreken. En dan nog is die ruimte beperkt: er zijn wel eens themanummers of andere dingen die zorgen dat er net die week geen poëzierecensie is. Ik kan niet alles bespreken wat ik zou willen.’ Hij wil ook aandacht voor de bundel als geheel, als een door de auteur samengesteld boek. ‘Met voordrachten, festivals, bloemlezingen, komt er veel accent te liggen op het losse gedicht. Juist een bundeling gedichten geeft een achtergrond en meerwaarde aan een gedicht’, vindt Lindner.
Door zijn werk als recensent heeft hij ook een aardig beeld van dichtbundels, die in het Nederlandse taalgebied verschijnen. Hij vertelt wat hem opvalt aan de bundels die verschijnen: ‘Er is meer mogelijk dan voorheen, vermoed ik. Er is een grote variatie. Maar ik denk dat de drempel wat lager is komen te liggen. Er verschijnt heel veel. Daar zitten bijzondere bundels tussen en ook veel minder werk.’ Lindner ziet ook dat er een verschil is tussen Vlaamse en Nederlandse poezie. ‘De Vlaamse poëzie is net weer anders dan de Nederlandse, algemeen gesproken. En ik vind juist dat verschillende van die Vlaamse poëzie een verrijking, en dat zeg ik nadrukkelijk als criticus die al die bundels voorbij ziet komen.’

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...