LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Poëzie is oneigenlijk gebruik van de taal

20 sep, 2008

Thom Schrijer (Den Haag, 1937) werkte jarenlang in het bedrijfsleven, tot een ernstig auto-ongeluk zijn leven van de ene op de andere dag veranderde. Hij zocht andere manieren om zinvol bezig te zijn en even impulsief als gedecideerd schreef hij zich in voor een workshop poëzie. In 2000, 2001 en 2007 verschenen van zijn hand respectievelijk de dichtbundels Lege Schommels, Uitvergroot en Beeldspraak. Ook publiceerde hij losse gedichten in onder andere De Tweede Ronde, Passionate, Appel, Ballustrada en De Houten Gong. Over enige tijd verschijnt bij Wagner & Van Santen een nieuwe bundel met gedichten van hem.

Schrijer maakte een succesvolle overstap van reclamemanagement naar poëzie. Na twee workshops aan de SKVR in Rotterdam begon hij al met publiceren. Tussen 1995 en 2003 won hij meerdere poëzieprijzen in Nederland en Vlaanderen, iets waarover hij zelf relativerend opmerkt: ‘Echt leuk, maar de volgende dag dien je gewoon door te gaan en je niet bezig te houden met een soort navolging van een winnend gedicht’. Naast het dichten organiseerde hij met anderen culturele evenementen en poëziemanifestaties in Zeeland, waar hij tegenwoordig woont. Hij maakt onder andere deel uit van een werkgroep die in november de jaarlijkse poëziemanifestatie in het kader van de Kunst en Cultuurronden in Middelburg organiseert.

Reclametekst versus gedicht
Tot 1993 was hij hoofd van een kleine reclame- en marketinggroep van een verzekeringsmaatschappij. Zelf schreef hij ook veelvuldig reclameteksten. ‘Het verschil tussen een tekstschrijver en een dichter,’ vertelt hij, ‘zit hem in de manieren van schrijven. De eerste communiceert, probeert verrassingen in te bouwen en een boodschap over te brengen, zodat deze boodschap in het geheugen van de prospect blijft hangen. De tweede schrijft niet naar anderen, maar doet dat in de eerste instantie voor zichzelf. Hij laat zich juist door invallen en indrukken verrassen, stelt een taalbouwsel samen en kan vervolgens besluiten dit aan anderen te tonen door het te publiceren. De lezer kan het dan wel of niet tot zich nemen, het interpreteren, zich laten ontroeren, overtuigen of verrassen, of het afwijzen’.

J.W. Oerlemans
Schrijer is een groot liefhebber van de dichter J.W.Oerlemans, die met zijn bundel Koers: onveranderlijk onsterfelijkheid de door Rottend Staal en Contrabas georganiseerde publieksprijs van 2006 won. ‘Nadat ik hem in Rotterdam hoorde voordragen, heb ik vrijwel alles gekocht wat hij aan poëzie gepubliceerd heeft. Iedere dichter verschanst zich als het ware in zijn eigen huis. Soms staat hij vlak achter de voordeur, soms moet je lang naar hem zoeken. Toen ik die denkbeeldige deur van het huis van Oerlemans opende, leidde hij mij onmiddellijk naar een heel lichte en ook weemoedig stemmende ruimte, die als een grote serre met uitnodigende rieten stoelen uitzicht gaf op een stille door de herfst gekleurde tuin. Ik ontmoette liefde, tijd en dood – alles op een even lichte als nauwkeurige manier beschreven en altijd met onnavolgbare ironie. Als ik monnik was zou ik dagen in die tuin kunnen lopen brevieren met zijn verzameld werk onder ogen’.

Tweedeling
Schrijer is geboeid door de werkwijze van andere dichters en hun opvattingen over poëzie. ‘Een paar weken geleden heb ik uit de bibliotheek het boek Oneigenlijk gebruik van Geert Buelens geleend. Taaie kost, maar zeer belangwekkend.’ Over de inhoud van het boek zegt Schrijer: ‘Je zou kunnen zeggen dat poëzie op een ‘oneigenlijke’ manier gebruik maakt van de taal, door die taal niet naar anderen te richten, maar om met behulp van taal een eigen bouwsel tot stand te brengen. In tegenstelling tot taalgebruik dat op communicatie gericht is, werkt poëtisch taalgebruik onder andere vervreemdend. In de hedendaagse poëzie is vrijwel iedere gradatie daarvan terug te vinden. Grofweg vanaf de licht vervreemdende poëzie van Mirjam Van hee, via het werk van Jan Eijkelboom, naar de gedichten van Luc Gruwez en zo verder naar bijvoorbeeld H.H. ter Balkt om uiteindelijk uit te komen bij onder andere een Kees Ouwens en nog een stapje verder bij Ilja Leonard Pfeijffer. Wat opvalt als je poëzierecensies leest, is de neiging tot tweedeling. Poëzie wordt tegenwoordig vaak ingedeeld in begrijpelijk en onbegrijpelijk. Ik vind dat jammer en ook wel in strijd met wat een gedicht idealiter is: een persoonlijk en met vakmanschap gemaakt kunstwerk. Jammer ook omdat beide kwalificaties tegenwoordig een negatief oordeel kunnen inhouden. Je kunt je voorkeuren hebben – die heb ik ook – maar wijs niet zomaar af wat daar buiten valt. Over zijn eigen gedichten is hij kort maar krachtig: ‘Ik probeer geïnspireerde poëzie te schrijven en ik ga daarbij integer, zonder goedkoop effectbejag te werk. Het oordeel is aan de lezer’.
Zie ook www.thom-schrijer.nl

     Andere berichten

Interview Enno de Witt

Interview Enno de Witt

‘Poëzie is een onvermijdelijkheid’ door Annet Zaagsma   Poëzie en kunst van Enno de Witt zijn stevig geworteld in een traditie die...

Interview Astrid Arns

‘Hologram voelt voor mij als een innerlijk geprojecteerd landschap.’ door Peter Vermaat   Vorige week publiceerden wij het...

Interview Kris Lauwereys

Interview Kris Lauwereys

‘Het is mijn eigen daad van verzet geworden, tastbaar in boekvorm.’ door Jeanine Hoedemakers   Kris Lauwereys (1979) is al heel zijn...