Het wedstrijdje kinderpoëzie is gewonnen door Daan de Ligt. De jury vond zijn gedicht ‘gemeen’ het beste van de ruim 150 gedichten die werden ingestuurd. Daan krijgt boekenbonnen ter waarde van 50 euro.
De tweede prijs werd gewonnen door Peter Knipmeijer met zijn gedicht ‘Aap’. Hein Walter won de derde prijs met het gedicht ‘van liefde word je vies’. Zij krijgen elk een boekenbon van 25 euro.
De winnaars voldeden volgens de jury het beste aan de opdracht: schrijf een gedicht dat geschikt is voor kinderen tot en met twaalf jaar, maar dat niet kinderachtig is.
De jury bestond uit de Meandermedewerkers Martine Iedema, Jan Boonstra, Maarten Gulden en Rob de Vos.
De boekenbonnen werden beschikbaar gesteld door boekhandel Het Verboden Rijk.
1e Prijs
Daan de Ligt
gemeen
mijn broertje woont al maanden niet meer thuis
hij kreeg een mooie en een grote kamer
met heel veel beren in een ziekenhuis
ze vinden hem het liefst van allemaal
ik vind hem stom, want hij wil niet meer spelen
hij ligt daar maar op bed, z’n kop is kaal
m’n moeder zegt je broertje gaat op reis
vanuit de wolken zal hij naar ons zwaaien
hij krijgt er heel veel speelgoed, snoep en ijs
ik vind dat allemaal gewoon gemeen
want ik moet hier naar school en achterblijven
in onze kamer slaap ik helemaal alleen
*
2e Prijs
Peter Knipmeijer
Aap
Er woont bij ons een aap op het balkon
die elke ochtend vrolijk naar ons zwaait.
Die salto’s maakt en pirouettes draait
of uren ligt te suffen in de zon.
Ik geef hem vaak bananenlimonade.
Maar zonder prik: daar houdt hij niet zo van.
En als wij eten en hij zingen kan
dan brengt hij ons een apenserenade.
Hij zingt altijd over de verre zee.
En wij slaan dan de maat met ons bestek.
Mijn pa doet aan die flauwekul niet mee.
Hij vindt een aap op het balkon maar gek.
*
3e prijs
Hein Walter
Van liefde word je vies
Van liefde krijg je hartjes
in je buik en kleurtjes op je wang.
Van liefde krijg je vlekken
in je nek en stotters op je tong.
Van liefde krijg je bibbers
op je lijf en dromen in je kop.
Van liefde krijg je trek, maar
liefde eet ook alles op.
4e plaats
Matty de Vries
snotjes
meneer de Groot met z’n kale kop
eet zijn eigen snotjes op
hij peutert elke dag serieus
in zijn grote vieze neus
hij geeft de snotjes zelfs een naam
en legt ze te drogen voor het raam
de vensterbank ligt bijna vol
het wordt zijn werkster veel te dol
ze gilt: wat wilt u met die troep?
is snotjes rollen uw beroep?!
meneer kijkt wat beteuterd
hij heeft zó fijn gepeuterd
de snotjes worden opgezogen
en meneer snikt ingetogen:
ik was er toch zó aan gehecht
ze waren prachtig, ik meen het echt…
*
5e plaats
Netty van Kaathoven
Fautig gedigt
Ik schrijf soms heel graag
een fautig gedigt
met wel ritme en rijm
En dat dan ook liefst
rammelt en ronkt
dat knarrelt of bonkt
dat zeer doet in je oren
Dat niemand dan wil horen
Met fauten en missers
rottige sissers
krakkels en kreukels
torzels en teukels
Dat vind ik dus leuk
het is snel gedaan
maar wat heb je eraan
Zo’n fautig gedigt
*
6e plaats
Elsbeth Rombout
De lapjeskat
Een lapjeskat uit Loon op Zand
lag aldoor in de lappenmand.
Ze leed aan reuma, pokken, pest,
keelpijn, hoofdpijn en de rest.
Maar wat ze nog het ergste vond…
als poes kreeg ze de rode hond!
*
Ook de volgende gedichten trokken de aandacht van de jury.
Hedwig Selles
Vanmiddag
zomaar een konijn gekocht
een witte,
met van die zacht tevreden oren
langs zijn hoofd en een
borstje dat je strelen wilt
Om mezelf te troosten
denk ik en
omdat ik het niet mocht
*
Rian Visser
Gescheiden
Ik heb van alles twee:
twee bedden,
twee kasten met kleren,
twee computers,
twee bureaus
om aan te leren,
twee huizen,
twee sleutels om mijn nek,
ik ben half hier,
half daar,
nooit een eigen plek.
*
Marc Eyck
Vuurtoren
Ze noemden haar vuurtoren
het stilste meisje van de klas
en aan ieder die het maar wilde horen
werd verteld hoe raar ze wel niet was
Want op school was er werkelijk geen
(Men keek zijn ogen uit)
met haar in de kleur van wortel of peen
en zo’n enorm blanke huid
Maar wanneer zij begon te spreken
tegen jou of voor de klas
en je in haar blauwe ogen keek
dan leek alles vergeten
En zag je in haar gezicht zo bleek
hoe mooi ze wel niet was
*
Esmé Meivogel
Rinkeltinkel
twinkel twinkel
rinkeltinkel
belletje ringt, Pling!
kabbelt ruisend
oren suisend
eindigt pling, Plong!
tsjilp tsjilp
fliedert Fladder
klieft de lucht sjoef, Sjoef!
lenig landend
op de klinkers
maakt de klanken oef, Oef!
*
Anna de Bruyckere
De wereld in een glas
Alsof de zon een jas aanhad maar bij de naden
staken stralen toch naar buiten—dat is wat je zag
doorheen je favoriete limonadeglas. Dat de bomen
kromden en een hangmat vormden, langs de randen
vogels vliegend in een boog door blauwe lucht
die ook wel buigt, maar zacht en onzichtbaar
door de leegte. Dat je om je moeder vroeg maar
dat er enkel groot een oog als knipperende maan
doorheen de beker scheen. Als het een oor had
om het vast te pakken, kon je de wereld
aan je lippen zetten. Wat er in zat, in dat glas? Misschien
dat het wel water was, ik weet het niet meer goed.
Zullen we vandaag opnieuw, maar deze keer
met cola? Alsof de wereld bruin is, prikt en
slecht is voor je tanden.
*
Mirjam Claassen
Zwemplezier
Hé kleine gup,
ga je met mij mee
een beetje vinvliegen
in de open zee?
Die baai wordt me te klein,
ik wil wat beleven.
Het is hier zo saai
laten we gaan schubzweven.
Om wat groters te zien.
Kom wees niet zo bang,
die haaien kunnen niets
met onze snelle watergang.
En als we moe zijn geworden
gaan we tussen de getijden,
weer lekker naar ons
baaitje kieuwglijden.
*
Dianne Soeters
Wie niet weg is, is gezien
Mijn poes ging dood.
Eerst onder de kapstok en later
op mijn schoot
ook de hond moest ervan janken.
Nu zie ik haar, dat is wel gek
in het dommelende kussen op de bank
en in het kraken op de trap
hoor ik haar poezenpoten lopen.
Ik laat de deur een stukje open
maar mijn bed blijft koud en leeg.
Het lijkt een spel, een heel stom spel
van scherpe vegen in mijn vel
en ik kan er niet tegen: mijn verlies.
*
Tineke Lemmens
lapjesluchtballon
ik heb een luchtballon geknutseld
van lapjes, restjes, klein en groot
ik heb mijn luchtballon geschilderd
alle kleuren – geel paars rood
hup, daar ga ik hoog de lucht in
varen op de wolkenzee
hup, daar ga ik naar de zon toe
alle vogels varen mee
ik heb een luchtballon geknutseld
alle kleuren – blauw groen rood
kijk de wereld daar beneden
die is klein en ik ben groot
*
Eric van de
Poolbeer
De wereld ligt aan gruis,
er drijven warme wolken om ons heen.
Het poolijs wijkt en luistert nu alleen
nog naar de muis die hem gebiedt
(het poolijs wel, de gladde wereld niet).
Een witte beer, ‘gezondjes’ in
zijn dikke huid, maalt rondjes
in zijn kleffe kooi. Men gooit hem vers
gevangen vis en wuift hem valse koelte toe.
De mensenkinderen spelen een dood/ernstig
spel (wat een gedoe) en tellen te gehaast tot 10.
Maak je dus uit de voeten – snel,
want wie niet weg is, is gezien.
*
Mascha Blaas
Spiegelen
Ik stoot mijn neus
tegen het glas
van mijn kozijn
Om bij ons afscheid
dichter bij jou
te kunnen zijn
Ik verlies je
al snel in het licht
van de kamer
Hoe verder jij je verwijdert
in het duister van mijn raam
des te duidelijker zie ik
mijzelf staan