LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

'De kleur van het bloed blijf je zien'

14 nov, 2008

‘Ik zorg voor mezelf, zodat ik voor poëzie kan zorgen.’ Meer wil de Zwolse dichteres Hedwig Selles (1968) niet kwijt over haar leven, weg van de schrijftafel. Ze blijft een beetje een mysterie. Ze publiceerde een groot aantal gedichten op Meander, stond in vele bloemlezingen, de Meulenhoff Poëziekalender, en in de tijdschriften Komkommer en Kwel, De Brakke Hond en Op Ruwe Planken. Ze las voor op Onbederf’lijk Vers, Radio 1 en zelfs op Lowlands. In 2002 kwam haar debuutbundel Jaarringen uit. Meander sprak met Selles over haar poëzie en inspiratiebronnen.

Hoe zou je je eigen poëzie omschrijven?
Poëzie met een inlaat-kattenluikje. Ik wil de lezer naar binnen zuigen, zodat die niet meteen weer kan omkeren. Dat vergt wel enige inspanning. Van de lezer, die ik erkentelijk ben voor de moeite, en van mijzelf als dichter. Al stel ik voor mezelf wel als eis dat ik toegankelijk blijf. En het staat de lezer vrij erin te vinden wat hij of zij wil zien.

Wat zijn voor jou de grootste bronnen van inspiratie?
Dat niets is wat het lijkt te zijn en tegelijkertijd is het allemaal zo doodsimpel, met de nadruk op dood. De waarde krijgt haar betekenis doordat het in één vingerknip verdwenen kan zijn. Het leven is niet maakbaar, wel breekbaar. Met behulp van de verbeelding kan ik iets herstellen, maar het blijft rondstrompelen in het halfduister en ondanks dat – of misschien is het wel juist daarom – kan ik in dat duister goed gedijen.

Je hebt al vrij uitgebreid gepubliceerd, zowel op internet als op papier. Heb je een voorkeur?
Ja, voor het papier. Omdat je dát kunt vasthouden en met je mee kunt dragen. Zodat je kunt zeggen: ‘Het is van mij’. Ik wil niet getroost worden door een virtuele vriend. Tenzij die vriend Tonnus Oosterhoff heet; hij zet de poëzie letterlijk in beweging.

Toen de eerste Zwolse stadsdichter – Paul Gellings – aantrad, gaf je in een interview met dagblad De Stentor al aan dat je niet zo gecharmeerd was van het verschijnsel stadsdichter. Nu zit zijn termijn er op. Hoe vind je dat hij het gedaan heeft?
Paul Gellings is een kundig en bekwaam dichter. Voor zover ik het gevolgd heb via de media, vind ik dat hij het goed heeft gedaan. Hij heeft de stad poëtisch een gezicht gegeven, maar dat deed hij ook al voor het stadsdichterschap. Het hele gebeuren is, moet ik zeggen, wel een beetje langs mij heen gegaan.

En wat vind je ervan dat Amsterdammer Atte Jongstra zich nu kandidaat heeft gesteld voor de functie?
Atte Jongstra, ik zou het prachtig vinden. Hij is origineel en verrassend. Ik ben benieuwd wat er gebeurt als hij zijn tanden erin zet. Je hoeft mijns inziens geen Zwollenaar te zijn om bijzondere gedichten over Zwolle te kunnen schrijven.

Welke dichters inspireren je of hebben je geïnspireerd?
De psalmendichters, Jan Arends, Hans Faverey, H.W. Auden, Achterberg, Gerard Reve, Willem Wilmink, Joke van Leeuwen, Eva Gerlach, Hagar Peeters. Ik eet ze allemaal.

Wat zijn je toekomstplannen? Kunnen we uitzien naar een tweede bundel?
Ja, zeker. In dit najaar of anders voorjaar 2008 komt er een tweede bundel van mij uit, die wordt uitgegeven in de Windroosreeks van Uitgeverij Holland. Ik zie daar naar uit, omdat ik gegroeid ben en daarmee ook in mijn poëzie. Ik ben er nu al trots op en word er gelukkig van. Maar niet al te gelukkig. Want dat is de dood in de pot voor de poëzie.

Gepubliceerd 7 april 2007

     Andere berichten

Interview Alfred Schaffer

Interview Alfred Schaffer

‘Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime’ door Gerard Scharn - Dichter Alfred Schaffer (Leidschendam, 1973) woont en...

Interview Arjan Witte

'Poëzie is geen uitlaatklep want de emoties zijn niet de uitstoot maar de brandstof. Dat de boel lekt is een ander verhaal.' door Gerard...