LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Maarten Gulden en Willem Adelaar – Een effectieve methode voor totale onverstaanbaarheid

26 nov, 2008

Het is nooit werkelijk simpel

door Bouke Vlierhuis

Voordat ik iets ga zeggen over Een effectieve methode voor totale onverstaanbaarheid van Maarten Gulden en Willem Adelaar moet u het volgende weten: vanaf ergens eind jaren tachtig tot begin jaren negentig van de vorige eeuw zaten Maarten Gulden en ik op het Stedelijk Gymnasium van Breda bij elkaar in de klas. Toen ik oneindig veel jaren later aansluiting vond bij Meander bleek hij daar al een tijdje te zitten en nu zijn we al zo’n drie jaar Meander-collega’s. Mijn mening over Een effectieve methode voor totale onverstaanbaarheid kunt u dus als enigszins gekleurd beschouwen. Gelukkig hoef ik de waarheid geen geweld aan te doen om Maarten te vriend te houden en niets rottigs over deze bundel te zeggen.

Dichters staan wel eens meer samen in bundels, maar dan is er altijd wel duidelijk welk gedicht van wie is. Het ego van de dichter is immers onlosmakelijk verbonden met het gedicht, lijkt het. Deze bundel is, voor zover je als lezer kunt nagaan, een echte co-productie en dat is vrij uniek. Het levert soms ook vragen op. Zo kom je er achter dat je, alle literatuurlessen ten spijt, gewend bent je bij het lyrisch ‘ik’ in een gedicht de dichter voor te stellen. Met twee dichters is dat lastig. Je verwacht dan eigenlijk dat er ‘wij’ zou staan, maar waarom eigenlijk?

Dit soort vragen past goed bij deze bundel, die voornamelijk over het schrijven zelf lijkt te gaan. De dichters gaan, door passie en plezier gedreven, aan de gang met taal en ze weten uit ervaring dat er een grote kans is dat ze niet of verkeerd begrepen worden. Dat ze toch met alle geweld met hun lezers willen communiceren is dus inderdaad een effectieve methode om totaal onverstaanbaar te zijn.

Stylistisch kenmerken deze gedichten zich door hun bijna minimalistische eenvoud. Het klankspel is belangrijk voor Gulden en Adelaar, zoals in ‘De visser’:

De visser

De visser graaft naar vis
in de diepte van de plas
plant hij zijn spade

zie hem waden in
het donker van de vis
die er alsmaar niet is

zich niet laat zien of horen
en als een vis in het water is

Dit gedicht is van een ontwapenend, bijna kinderlijk simplisme. Het ligt overigens voor de hand in de visser een metafoor voor de dichter te zien.
Grafisch is er af en toe een grap uitgehaald met een gedicht. De regels van ‘Perslucht’ bijvoorbeeld krullen omhoog en omlaag over de pagina. Ik heb er niet zoveel mee maar gelukkig blijkt het gedicht het ook niet echt nodig te hebben. Alliteraties en woordspelingen maken er een fris geheel van (ik neem de vrijheid om de regels even recht te zetten):

Perslucht

sluit je ogen en adem
in en onder water lijkt
je lichaam lichter maar
springen is onmogelijk
wel stijgen naar licht
of dalen met perslucht
steeds dieper naar het donker waar onder druk
geluid enkel beweging is

Mindere gedichten zijn er ook, dat kan bijna niet anders bij zo’n ‘naakte’ aanpak van de poëzie. Af en toe komen Gulden en Adelaar aan de verkeerde kant terecht van de dunne lijn tussen simplisme en cliché. Zo staat er in ‘Space Mountain 3’: ‘ik val nu oneindig / gewichtloos / door de tijd’ en is er het gedicht ‘Zonder woorden’ dat begint met ‘tak // ik weet / geen ander woord / om mee te beginnen’.
Maar daartegenover staan dan weer regels als ‘een hond uit honderden’, ‘De brug houdt ons teder in zijn grote hand’ en ‘puin op tafel tot steen vergeten’. Stuk voor stuk zou je ze bedacht willen hebben.

‘Iets werkelijk simpels delen’, zo heet een van de delen van deze bundel. En daar is het Gulden en Adelaar om te doen. Een observatie, een woordgeintje, een moment van gevoel. Iets delen waar ze zelf een gevoel bij hebben. En het meeste gevoel hebben ze bij de poëzie zelf. Dat is het paradoxale van deze bundel: voor het delen van iets werkelijk simpels is poëtische taal per definitie te ingewikkeld en als de poëzie dan ook nog over poëzie gaat kun je het niet echt meer simpel noemen. Nee, je kunt het dan beter Een effectieve methode voor totale onverstaanbaarheid noemen. Want het is juist deze paradox waar de heren ontzettend veel pret in lijken te hebben. En in hun gedichten doen ze hun best dat plezier op de lezer over te dragen. Het is een soort van poëzie waar je soms van kan denken dat hij is uitgestorven omdat de combinatie van onschuld en attitude die je nodig hebt om er mee weg te komen onder gevestigde dichters zeldzaam is. Het enthousiasme waarmee deze twee dichters terug naar de basis gaan is bewonderenswaardig. Of ze in deze bundel, zoals de achterflap graag wil, de ‘wortels van de taal’ bereiken vraag ik me af. Daarvoor zijn ze te beschrijvend bezig, teveel gericht op het overbrengen van een gedachte. En dat doen ze goed.

***

Willem Adelaar (1953) debuteerde met de bundel Weerwoord bij uitgeverij Opwenteling en heeft zes dichtbundels op zijn naam staan. Maarten Gulden (1975) interviewt bekende dichters voor Meander en is een van de samenstellers van de jaarlijkse bundel van Dicht-Slam-Rap.

     Andere berichten

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...