LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Ronelda s. Kamfer – noudat slapende honde

26 nov, 2008

waar ek staan

door Joop Leibbrand

In Zuid-Afrika en Namibië zijn er ongeveer tien miljoen Afrikaans sprekenden, van wie die taal voor zes en half miljoen tevens de moedertaal is. Hoewel dat genoeg lijkt om een taal levend te houden, hebben velen toch de indruk dat het Afrikaans onder druk staat, en misschien wel met uitsterven wordt bedreigd. Nergens is het Afrikaans namelijk de officiële standaardtaal – in Zuid-Afrika is er de concurrentie van nog tien ‘officiële’ talen – en bokst het in toenemende mate vergeefs op tegen het dominante Engels. Geen wonder dat steeds nadrukkelijker gekeken wordt naar de Nederlandse wortels en dat aansluiting bij de Nederlandse Taalunie serieus wordt overwogen. Het zou een mooi kwartet zijn: Nederland, Vlaanderen, Suriname en Zuid-Afrika. Veel groter kan de ‘Dietse’ wereld niet worden…

Iemand die zich over het voortbestaan van het Afrikaans weinig zorgen lijkt te maken is Ronelda Kamfer, die dit jaar indrukwekkend debuteerde met het helaas nogal bescheiden uitgegeven Noudat slapende honde. Tot schrik van de Afrikaanse taalpuristen gebruikt ze onbekommerd een groot aantal Engelse woorden in haar gedichten en ze doet dat met zoveel vanzelfsprekendheid, dat je hier de waarschijnlijke toekomst (en redding!) van het Afrikaans voor je ziet: een taal die haar stijfheid aflegt en zich soepel buigt naar de eisen van een natuurlijke omgangstaal. (Al zullen degenen die hier verlies inzien het vermoedelijk eerder beschouwen als een overwinning van de straat.)

Ronelda Sonnet Kamfer (Kaapstad 1981), die werkte als verpleegster, serveerster en administratrice, kan gezien worden als een ontdekking van Alfred Schaffer, die voor de met Antjie Krog samengestelde bloemlezing Nuwe stemme 3 een aantal gedichten van haar koos en haar vervolgens via Bunker Hill al eerder in Nederland introduceerde.

Criticus Joan Hambidge (zelf als dichteres redelijk succesvol) kwalificeerde de bundel als ”n vonds vir die taal’, sprak van ‘’n aangrypende debuut’ en vergeleek haar zelfs met de jonge Antjie Krog. Zo kenschetst ze de inhoud: ‘Haar gedigte breek deur alle grense. Taal, die kanon, fatsoenlikheid, noem maar op. Sy spreek alle kwinte en kwale aan: familieskap, gender, ras, politiek, dwelms, bloedskande, armoede, ver­werping, buitestanderskap, jeugervarings in Black­heath [een township], het geweld van rivaliserende jeugsbendes.’

Ronelda Kamfer geeft haar bundel twee motto’s mee. Een van Charles Bukowski over het onvermogen de wereld waar te nemen zoals zij is, en een van Derek Walcott, waarin ongetwijfeld een flink stuk identificatie zit: ‘I’m just a red nigger who love the sea,/ I had a sound colonial education,/ I have Dutch, nigger, and English in me,/ and either I’m nobody, or I’m a nation…’ Het zijn grote namen onder wier hoede zij zich hier plaatst, maar in de bundel wordt dat volledig waargemaakt.

Het openingsgedicht ‘Waar ek staan’ zorgt in zijn directheid al meteen voor een krachtig, authentiek geluid: ‘Nou sit ek om ‘n tafel/ met my voorvaders se vyande/ Ek knik en groet bedagsaam/ maar/ êrens diep binne my/ weet ek war ek staan’. Je zou gemakkelijk kunnen denken dat deze gekleurde jonge vrouw uitspreekt in de ooit door apartheid getekende samenleving toch nog altijd haar (bescheiden) plaats te kennen, maar de laatste woorden hebben natuurlijk ook een heel andere betekenis: die van een uitdagende zelfbewustheid, het overtuigd zijn van het hebben van een zuivere eigen kern.
De maatschappelijke problematiek van Zuid-Afrika komt in al haar tragiek in veel gedichten aan de orde, zoals in ‘Klein Cardo’, over een ‘mooi klong’ (kleurling jongetje), kind van een tienermoeder, dat op zijn eerste schooldag getroffen wordt door een verdwaalde kogel, slachtoffer dus van Kaaps geweld. Het heeft als omineus motto ‘They say it’s the white man I should fear, but it’s my own kind doing all the killing here.’ en zo eindigt het: ‘Cardo het by die venster uitgeloer/ die koeël het in sy keel gaan sit/ sy ma hettie gehuil nie/ die politicians het ‘n boompie geplant/ en die Kaapse Dokter het hom uitgepluk/ en gegooi waar die res/ vannie Kaap se drome lê – // oppie vlaktes’.
Het is van een verraderlijke eenvoud, omdat de gebeurtenissen zo onderkoeld en commentaarloos worden beschreven, dat op het moment dat je je realiseert wat er eigenlijk staat, de schok des te groter is.

De sociaal-realistische poëzie die Kamfer schrijft, leidt bijna automatisch tot gedichten met een sterk anekdotische inslag. In Nederland wordt over dergelijke poëzie meestal nogal schamper gedaan, maar eigenlijk geldt er maar één criterium: of de juiste woorden op de juiste plaats staan. Hier doen ze dat:

‘n gewone blou Maandagoggend

dit was ‘n gewone blou Maandagoggend
êrens het ‘n ma haar kind se lyk gaan uitken [identificeren]
ek het my gewas, tande geborstel en my bio-taak afgehandel
op die yskas was ‘n briefie van my ma
wat vra dat ek tog nie die breyani [een pikant gerecht] so sterk moet maak vanaand nie
my sussie het haar sokkies gesoek en by halfag het ek die voordeur gesluit
en die sleutel op die ou plek gaan wegsteek
by die huiswinkel het ek twee los sigarette gekoop
en in my sokkie weggesteek
op die hoek van Wildflower- en Rosestraat
het ‘n meisie saam met haar toekomstige moordenaars gejoke
in my kop het Dylan ThomasThomau
do not go gentle into that good night, rage, rage against the dying of the light
in die voorligtingsklas het my hoogswanger beste vriendin begin bloei
buite in die straat was daar ‘n paar gunshots

by eerste pouse was daar ‘n lyk in Skoolstraat
‘n miskraam in my klas
‘n uitstel op die bio-taak
en ‘n vrou wat gillend in die straat afhardloop
en vir die Here vra
“waar was Josef toe Jesus gekruisig is?”

Het is alsof er een film wordt afgespeeld die de kijker zelf regelmatig moet stilzetten of zelfs terugspoelen om zich goed te realiseren wat hier wordt getoond. Er is een werkelijkheid en een verborgen werkelijkheid, en beide blijken op een onheilspellende wijze één. Zo schrijft ze in een gedicht over een vroege Kaapse winter: ‘goeie/ mense raak raadop [ten einde raad] en/ as die eerste reën geval het/ en alles oorstroom/ sal ek onthou dat pyn vir almal diezelfde is. Het is een besef dat in de Zuid-Afrikaanse gemeenschap lang afwezig is geweest, maar ook in de huidige situatie nog al eens vergeten dreigt te worden…
Naast alle thema’s die Hambidge al aanwees is in deze bundel de erkenning van het besef te zijn wie je bent in het land waar je woont, dominant. In ‘vergewe my maar ek is Afrikaans’ positioneert ze zich tegenover de ‘Boere’, de ‘liewe ooms met creepy, lang grys baarde, lang sokkies/ en jullie wat dink kaki go wif eweryfing// […] ek was vir ‘n baie lang tyd bang vir julle/ baie bang/ […] maar ten minste kan ek julle nou sonder/ ‘n breakdown ignore/’. En dan volgt deze uitdagende strofe, die in feite een afrekening is met alles:

ek praat julle taal
ek eet julle kos
ek bly in julle vaderland
ek drink julle wyn
ek sing julle musiek
en liewe ooms, ek, ja ek, ek vry met julle seuns

Volgens Eva Gerlach begeven gedichten zich bij voorkeur naar plekken waar de woorden te kort schieten, waarmee de kern van een gedicht ‘een gat in de werkelijkheid’ wordt. Ronelda Kamfer vindt én die gaten én de woorden ervoor en maakt daarmee de ‘slapende honde’ waarvan in de titel sprake is wakker, ook in haarzelf. Zij geeft op een intelligente manier uiting aan de woede die als een olielaag op (of onder?) de Zuid-Afrikaanse samenleving ligt. En ze weet des te sterker te overtuigen, omdat zij haar geëngageerdheid zo terloops en onnadrukkelijk verwoordt, even eerlijk als laconiek. Ogenschijnlijk hard, maar in wezen gevoelig is zij een onconventionele nieuwe vrouwelijke Zuid-Afrikaanse stem om met aandacht te blijven volgen. Daartoe zou er snel een nieuwe bundel moeten komen, maar het is de vraag of Kamfer, die niet uit lijkt te zijn op een plaats in de schijnwerpers, daartoe in staat, dan wel bereid is. Het kan zomaar zo zijn dat ze haar schouders ophaalt en met heel iets anders verdergaat, en dat het genoeg voor haar was gezegd te hebben ‘elke hond wat my sy pispaal/ gemaak het/ raai wat// ek staan nog steeds’. In die slotwoorden is ze voor het eerst gewoon kwaad, en misschien is dat wel veelzeggend.

***
Noudat slapende honde is te bestellen via: http://www.kalahari.net/ (Reken inclusief verzendkosten op ± € 11,-)
Op YouTube leest Ronelda Kamfer het titelgedicht.

     Andere berichten

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Sentiment door Jan van Gulik - - Karel Wasch (1951) neemt ons in Tegelijkertijd mee op een reis ‘vol verwondering, melancholie, weemoed en...