LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Marc Lonneville – Minder in het echt

1 jul, 2024

Een uitdaging en een behagen

door Paul Roelofsen




Marc Lonneville (Brugge, 1957) studeerde taal- en letterkunde aan de Universiteit van Gent en het Liberal Arts College in Amherst ( Massachusetts). Vanuit zijn vakgebied en als opvoeder van dove en slechthorende adolescenten ontwikkelde hij een grote interesse voor de menselijke omgang en was hij lange tijd actief als docent literatuur en communicatie, onder meer aan de Kunstacademie van Brugge. In 2021 debuteerde hij met de bundel Cassandra Stuiterbal, een zoektocht naar de ander, waarvoor de woelige en emotionele verhouding tussen de god Apollo en de profetes Cassandra model stond.

Minder in het echt, de tweede bundel van Lonneville, is iets geheel anders: geen schokkende mythologische taferelen, maar voor een aanzienlijk deel een taalexperiment, waarbij werkelijkheid en schijn elkaar opzoeken en zich zowel met elkaar vermengen als zich van elkaar verwijderen. Voor een letterkundige vast een interessant onderzoek. (Maar een minder geletterde recensent? Wat moet deze zich alleen al voorstellen bij een titel als Minder in het echt; bestaat er ook een ‘meer in het echt’? Zijn er gradaties in echt en onecht?) Het motto voor de bundel, geschreven door Peter Van den Eede, is als volgt: ‘(…) hoe ge tijdens de ontnuchtering bij het ontwaken uit de roes van het toneel toch weer stomdronken wordt door de ontdekking dat het ontwaken uit de roes van het toneel ook toneel is want dat alles eigenlijk toneel is en dat zelfs het ontwaken uit de roes van het toneel misschien nog het meest toneel van alle toneel is (…)’. Indrukwekkend, maar ik word er niet wijzer van.

De bundel bestaat uit negen delen en het eerste daarvan omvat drie gedichten waaruit twee daarvan de titel en de openingsstrofe:

vis

laten we de genres niet vermengen
nooit mag jij mij verkiezen
tot vis van het jaar
makreel wijting of pladijs
ik zou mij schamen
het vooruitzicht als vis te stinken
(…)
schrijver dezes

hij herinnert zich wat zal gebeuren
vluchten voor de stem
secuur verloren lopen
in de kier tussen ik en schrijver dezes
(…)

De eerste strofe van ‘vis’ verontrust niet, en het gedicht gaat speels kafkaësk verder waarin de ‘ik’ niet méér vraagt dan zichzelf te mogen zijn. Bij ‘schrijver dezes’ valt echter direct een tegenstrijdigheid op: het zich herinneren van wat nog gaat komen. En het ‘secuur verloren lopen / in de kier tussen ik en schrijver dezes’, roept eveneens vragen op.

De volgende afdeling ‘binnenkamers’ blijft voor mij goeddeels duister. Uit ‘overwinter’: ‘ik heb allang niets gehoord / van mezelf / hij vertrok op reis / overwintert in het oog van de naald / wanneer ginder zijn licht gaat schijnen / springen hier de lampen uit / graag wil ik hem laten weten / dat ik hem wegdenk uit het geheel / dat we allebei hoogbegaafd zijn / vooral hij / denkt grote dingen klein’. Afgezien van de laatste 4 regels, die ik grappig vind, beleef ik nog weinig genoegen aan dit onderzoek. Ik geef echter niet op en dat loont in zoverre dat ik op strofen stuit die me raken. Uit ‘aftellen’: ‘hoe beter voorbereid kun je zijn // dichtplooien en hardop tellen / voorover hellen als een schaatser / aangelijnd op rugwind wachten / en onophoudelijk met armen slaan’. Je ziet het voor je! En dat aanschouwelijke treft men aan in meerdere gedichten, wat ze levendig maken. In het derde deel ‘alsof’ is er een lichte kentering, want al begint het gedicht ‘ontbijt op bed’ met: ‘dit weekend misschien / nog eens doen alsof’, het vervolg is vrij toegankelijk en de slotregels zijn een verademing: ‘en zondagavond ruimen we alles op / er zijn tenslotte grenzen’.

De inhoud van de volgende delen zijn te vergelijken met die waaruit ik hierboven heb geciteerd. Wat me opvalt is het meestal ontbreken van een point. De gedichten hebben open einden, ze sluiten niet af, niet met een conclusie noch met een verrassing.
Halverwege de bundel blijkt dat Lonneville ook een lyrische kant heeft.

perspectief

met elk woord dat je verzweeg
begreep ik mezelf beter
alsof je mij met getuite lippen
vanuit een reclamefolder schoon blies

in het aanschijn van dood moet ik je danken
levensgroot is de nood
aan historisch perspectief
een andere manier van ademhalen

zo weet ik het wel zeker
in de middeleeuwen kwam
je niemand met een burn-out tegen
af en toe een heks misschien
die om gods schepping te corrigeren
op de brandstapel werd gezet

dit alles overweeg ik tijdens je crematie
alsof het de gewoonste zaak van de wereld is
barst ik tenslotte open
krijg ik de slappe lach.

Dit gedicht, niet gespeend van humor, lijkt de titel van de bundel te verhelderen. Maar kan het echt zo zijn dat iemands zwijgen je min of meer begrip schenkt over jezelf. Ja dat kan. Het stilzwijgen van een overledene bijvoorbeeld kan de achterblijvende tot inkeer brengen. In de tweede strofe wordt ‘in het aanschijn van dood’ de overledene hiervoor bedankt en zoekt de ik-figuur in levensgrote nood naar historisch perspectief, een andere manier van ademhalen. Raadselachtig maar wel mooie regels. In de derde strofe overweegt de ik-figuur tijdens de crematie wat hij in de tweede nog zeker wist en alsof het de gewoonste zaak van wereld is barst hij tenslotte open en krijgt hij de slappe lach.

Ik ga op zoek naar meer van dit soort gedichten en ik vind ze, al zijn het er niet veel. Vaker vallen me interessante regels op, zowel in de betere als in de mindere gedichten. Uit ‘afbakbrood’: ‘we weten dit allang / de normale toestand is vergeten’. De laatste strofe van ‘uitgesproken’: een man loopt zij aan zij / met de vrouw die hij aan het verliezen is / hij voelt hoe ze zoemt / hoe ze klopt en gloeit / hij hoort weerkaatsing van geluid / er is iets gaande in de zeeën.’

De derde strofe uit ’verstoring’:

(…)
het was dus even schrikken
dat je mijn geur naar buiten joeg
onze liefde een milkshake noemde
met roodgroene schimmelogen
mij de straat op gooide
en je deur tweemaal sloot
(…)

En tenslotte de laatste regels van de bundel. (Uit ‘ochtend):

(…)
waar zijn we nu, vraagt ze plots
vier uren voor de middag, zeg ik

ze lacht en plooit
de ochtend open

Al met al een bundel die twee kanten heeft, een onderzoekend deel dat uitdagend is en een deel dat aangenaam ontvankelijk is en prettig om kennis mee te maken.
____

Marc Lonneville (2024). Minder in het echt. Uitgeverij De Zeef, 81 blz. € 18,00. ISBN 9789464757408

     Andere berichten

Maria de Groot – Klokkenstoel

Maria de Groot – Klokkenstoel

Het voorgeschrevene en zijn afwijkingen door Ivan Sacharov - - Maria de Groot (1937) heeft als Nederlands schrijfster en theologe een...

Guido Gezelle – De kleine Gezelle

De kleine kaart door Peter Vermaat - - Gezelle. Voor een ‘Ollander van boven de rivieren blijft die naam voornamelijk kleven aan een paar...

Jabik Veenbaas – Kamermuziek

Jabik Veenbaas – Kamermuziek

De grootsheid van kleine dingen door Hettie Marzak - - Op Wikipedia wordt uitgelegd wat kamermuziek is: ‘muziek voor kleine, enkelvoudige...