De hoop te beklijven
Marijntje Gerling
Dikwijls wordt er naar de zin van literatuur c.q. poëzie gevraagd. Die vraag is niet altijd eenvoudig en snel te beantwoorden. Want heeft poëzie eigenlijk wel een functie? Soms niet. Soms ook wel. En in het laatste geval: wat is dan die functie van poëzie?
Poëzie kan ontroeren. Neem ‘kroonplein’, zo maar een gedicht uit de jongste dichtbundel Traktaatjes van Maarten van den Berg. De schoonheid van de natuur is voelbaar dwars door het gedicht heen: ‘nog voor stil vuurwerk / de nacht kraakt / valt schril gekwetter / van een winterkoninkje / precies in de dag / ruikt de linde anders / zingt ’t / als de zon/haar veren spreidt’. (p.27) Maar ook ‘Afghanistan’ en ‘over vlerken en strijders (PTSS)’ zijn voorbeelden van aangrijpende poëzie. Links, op pagina 24, in een kleiner en soberder lettertype, de data waarop een aantal Nederlandse militairen sneuvelde in Afghanistan. Rechts het indrukwekkende commentaar van de dichter: ‘het thuisfront trekt klaagzang, zieken / treurigen en afvalligen zwijgend vacuüm / sterven leer je van je vader en je moeder / ouders weten dat / sterven leer je niet van kinderen.’ (p.25)
Dit procedé, van afwijkende typografie en tezelfdertijd van eenheid en verwantschap in één of tussen meerdere gedichten, past Van den Berg overigens vaker toe in Traktaatjes. Een voorbeeld:
pagina 21 zandloper
rijkswaterstaat met doffe ploffen ploeteren voeten
avv 2004 door zilvergrijs opgespoten land
autosnelwegen het klamme slib
2346 km maakt deze polder tot een pleisterplaats
waar schelpen helpen herinneren
rijkswegen aan wassende koppen
3268 km van een schuimbekkende zee
provinciale wegen de kokmeeuw gilt
6713 km en telt mijn voetstappen
gemeentelijke wegen wegen van water, sporen van zand
120.070 km wegen voor later, weg naar het strand
totale lengte onderweg
nederlandse schuurt zand de jonge weilanden
wegennet waait grond door vreemde vingers
132.397 km tot ik niets meer terugvind
en niemand mij meer herkent
Je ziet als lezer van het linker gedeelte het asfalt ‘groeien’. Het andere deel van het gedicht toont een wandelaar. Deze ‘ik’ wandelt in de weilanden, door slib en zand, is een ‘zandloper’. Maar naarmate de tijd verglijdt, moeten de nostalgische bespiegelingen van weleer wijken voor de harde realiteit. Het zand is asfalt geworden. De tijd zorgt ook voor vervreemding. Want: wat blijft er uiteindelijk van de ongerepte natuur over? Poëzie werkt ontdekkend en ontluisterend.
Het gedicht geeft bovendien inzicht in wat Van den Berg bedoelt met de titel van zijn bundel. Hij geeft op de eerste bladzijde een afdoende omschrijving van de titel door het lemma ‘traktaat’ uit het woordenboek te citeren: ‘traktaat~je(s): aanbod van / bepaalde woordvolgorde~s / in [kort] gesteven verband’. Zowel het ‘aanbod van woordvolgorden’ als het ‘verband’ is in zandloper overduidelijk aanwezig.
Daarnaast zit er in deze bundel vol losse traktaatjes meer consistentie dan de lezer vooraf zal vermoeden. Thematisch zijn de gedichten gerangschikt rond de begrippen als geloof (bij voorbeeld p.9, 33),dood (met name p.11, 22, 24-25, 34), liefde (zie p. 14, 23), eenzaamheid (p.7, 13), onmogelijke voornemens/verlangens (p.17) en, als gezegd, (het voortgaan van) de tijd (p. 11, 12, 21, 46, 48, 49 et cetera). Maar belangrijker nog: deze dichter spreekt keer op keer met twee woorden. Tegenover de angst wordt de liefde gesteld, naast de dood staat letterlijk (!) de herinnering (p.22-23). Van den Bergs bundel behandelt alle seizoenen van het leven. En na de herfst wordt het altijd ook weer lente. De bundel getuigt kortom van een onverwoestbaar optimistische levensvisie. Poëzie ontregelt en troost kennelijk ook.
Poëzie kan ten slotte beklijven, om in de herinnering te blijven voortleven. Zo is de stille hoop van Van den Berg in elk geval. De hele bundel, maar bij uitstek het laatste gedicht, ‘chronogram’, getuigt hiervan.
(chronogram)
1+1+500 tIJDens
5+500+50+1+1+5 het bUnDeLen Van TraktaatJes
1+1+50+500+50+1+1+5 sIJpeLt De hoop te bekLIJVen
1+5+50+100+1 In het geVLoChten papIer
5+50 eVen Later
10+1+1 Wateren zInnen bInnen
5+1+1+100+5 en zUIgen zICh Vast
De tijd, rode draad in de bundel, wordt hierin letterlijk ‘zichtbaar’ gemaakt. Een vlugge rekensom levert het getal 2008 op, het jaar van uitgave van Traktaatjes. Met dit chronogram of jaardicht grijpt hij niet alleen terug op een eeuwenoud literair genre, hij plaatst zichzelf dus ook uitdrukkelijk in de ‘time being’. Naast verleden en heden klinkt echter ook de toekomst nog door in ‘de hoop te beklijven’. En dat alles in één kort gedicht. Zeldzaam mooi zijn vorm en inhoud in Traktaatjes vervlochten. Zeldzaam mooi is het ook hoe deze dichtbundel erin slaagt de functionaliteit van poëzie aan te tonen en te verduidelijken.
***
Als dichter debuteerde Maarten van den Berg (Heerlen 1970) in 2007 met de bundel Hersenzalf. Van den Berg is verder werkzaam als schilder, beeldhouwer en taxichauffeur. Zie ook www.maartenvandenberg.com.
Een interview met de dichter is te beluisteren op www.vpro.nl/programma/deavonden/afleveringen/40120007/.