Poëzie Kort: Nog meer knekeltaal
door Bert van Weenen
Bij uitgeverij De Bezige Bij verscheen een verzamelbundel van Bart Chabot. Een curieus geval, dit Greatest Hits 2. In 2007 publiceerde Chabot al eens drie dichtbundels in één keer, verpakt in een papieren McPain-zakje. Greatest Hits 2 is mede zo dik, omdat Chabot ditmaal maar liefst zes bundels tegelijkertijd vrijgeeft: Orkaan Betty, Club Fandango, Satans Kreek, Captain Zeep, Space Cowboy en Barricade Area. Daarmee steekt hij zelfs Duinker, met de 214 pagina’s van diens nieuwste project Buurtkinderen, naar de kroon.
Chabots oeuvre is consistent. Op wat uitzonderingen na bestaat zijn poëzie uit flink lange verhalende gedichten die niet weinige keren een confrontatie met de dood als onderwerp hebben. Doorgaans met hilarisch resultaat als Chabot de dood met al dan niet gespeelde bravoure tegemoet treedt. Een willekeurig voorbeeld uit Greatest Hits 2 is het hieronder geciteerde gedicht ‘In zaken’, waarin Bart Chabot samen met de dood op pad gaat – iets wat zo’n 150 bladzijden verder een ‘doeltreffend’ vervolg krijgt in ‘Hit List’.
Allemaal mooie morbide verzen, waarbij deze dichter uit Den Haag nog het dichtst staat bij de funeraire kunst zoals Gerrit Komrij die – zij het in veel beknoptere en nóg ironischer vorm – bedrijft in gedichten als ‘Zang van de gebroken ogen’ (uit Alle vlees is als gras, 1969). Vanuit het perspectief van een overledene valt er veel te relativeren, zo blijkt om de haverklap bij Chabot.
In zaken
het was, just for the record,
maandag: een oktoberochtend,
tien over half elf
de dag lag nog open
tegelijkertijd waren diverse opties
alweer een gepasseerd station
ik keek uit het raam –
er hing voor de verandering
eens geen vliegtuig in de lucht
wel wolken en gevogelte
hoe lang zou ik zo voor het raam
gestaan hebben?
ik draaide me pas om
toen ik een kuchje hoorde:
het bescheiden kuchje
van iemand die zijn aanwezigheid
aan je kenbaar wil maken
zonder je te laten schrikken
het was de dood die in mijn kamer stond
en iets aan me kwijt wilde
althans, dat leidde ik
uit zijn lichaamshouding af
want er wilden van zijn kant
geen woorden komen
of klanken met enige betekenis
ik vroeg of ik hem ergens
mee van dienst kon zijn
en zo ja, waarmee:
maar ik kreeg geen antwoord op mijn vraag –
en aandringen wilde ik niet:
dat doe je niet met bezoek
zelfs niet met visite
waarbij omgangsvormen
een minder prominente rol spelen
zo stonden we daar een poosje:
een status quo die me plotseling
niet lang genoeg duren kon:
voor het eerst van mijn leven
voelde ik me bijzonder op mijn gemak
waarom, vroeg ik me af,
had hij mij niet eerder opgezocht
en met een bezoekje, hoe kort ook,
vereerd?
wat had hem daarvan weerhouden,
afgezien van allerhande
praktische bezwaren?
ik zei hem dat ik big bill
broonzy wilde draaien
en de nieuwste cd van jerry lee lewis –
maar muziek draaien, nee,
dat zat er niet in
voor een dergelijk tijdverdrijf had mijn bezoeker
geen geduld:
hoe dicht we elkaar ook waren
genaderd, toch
moest ik nog een hoop leren,
daarover geen misverstand
zoals gemeld,
ik voelde me op mijn plaats
in zijn nabijheid
alsof ik na een lange reis
vol omzwervingen, dwaalwegen
en de nodige ontberingen thuisgekomen was,
zij het op de valreep, om vijf voor twaalf
toen wenkte hij me,
geruisloos
en beduidde me hem te volgen
we hadden iemand af te halen, begreep ik
op een ander adres –
en zou het bij één adres blijven?
we verlieten mijn flat
met enige haast, hij en ik
er was werk aan de winkel,
volop zelfs
de portiekdeur viel definitief
achter me in het slot –
en deed dat uit zichzelf;
die had aan een half woord genoeg
we waren in business nu
De Bezige Bij, 488 blz., € 24,90. ISBN 9789023441335