LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Een eigen geluid in de Roemeense poëzie

23 jan, 2010

Op verzoek van Meander schreef Jan Willem Bos een korte biografische schets van de Roemeense dichteres Angela Marinescu. Sander de Vaan maakte een selectie van door Bos vertaalde gedichten.

Nadat in 2006 aan Angela Marinescu de prestigieuze nationale poëzieprijs ‘Mihai Eminescu’ was toegekend voor haar volledige oeuvre, verklaarde ze in een (schriftelijk) interview dat ze haar dagen in eenzaamheid en luiheid doorbracht. De dichteres kwam nauwelijks meer onder de mensen, gaf geen interviews en deed niet mee aan festivals of optredens. En ze schreef ook niet veel meer. Ik weet niet of de poëzieprijs als stimulans heeft gefungeerd of dat de creatieve aandrang uiteindelijk gewoon te sterk bleef. Hoe dan ook verscheen er eind 2009 toch weer een dichtbundel van haar, met de ironische titel Probleme personale (Persoonlijke problemen).


Foto Angela Marinescu
(c) Jan H. Mysjkin

Een unicum
In het landschap van de naoorlogse Roemeense poëzie vormt Angela Marinescu een unicum vanwege haar compromisloze benadering van de dichtkunst. ‘Ik heb de woorden verheven als vlaggen halfstok / ik ben mijn poëzie. Wie slechts mijn poëzie wil / wil mijn poëzie niet. Mijn poëzie is van vlees en bloed / heeft een smal voorhoofd en een vrouwenlijf,’ poneert de dichteres in het lange gedicht ‘Parcul’ (Het park). Deze aangenaam egocentrische stelling is kenmerkend voor haar dichterschap, want zowel binnen als buiten haar poëzie vereenzelvigt de vrouw zich volledig met de dichteres. Haar gedichten vormen de essentie van haar bestaan; en wellicht zelfs van het bestaan. In haar eigen woorden: ‘Behalve van wat ik schrijf, hou ik niet zo van communiceren.’

Precaire gezondheid
Angela Marinescu (Arad, 1941) debuteerde in 1969 met de dichtbundel Sânge albastru (Blauw bloed), waarna nog negen dichtwerken volgden. Haar poëzie is in diverse talen vertaald. Na een studie geneeskunde, die ze niet voltooide, studeerde ze psychologie. Maar vanwege haar precaire gezondheid – ze lijdt al sinds haar jeugd aan chronische tuberculose – heeft ze haar beroep nauwelijks kunnen uitoefenen, zodat de concentratie op haar dichterschap niet echt een vrije keuze was. Haar ziekte en de beperkingen die deze met zich heeft meegebrach,t speelt zeker ook een rol in haar gedichten, al wordt ze nooit morbide of klagerig.

Krachtdadig en exhibitionistisch

Haar oeuvre is – poëtisch gezien – totalitair, absolutistisch. ‘Ongeremd’, hebben critici het genoemd, ‘een zwartgallige extase’, ‘de ziel wordt op de ontleedtafel gelegd’. Ze gaat fijngevoeligheden uit de weg en richt zich krachtdadig en soms exhibitionistisch op haar onderwerp in getuigenissen of bekentenissen die, in de woorden van criticus Nicolae Manolescu, heen en weer slingeren tussen de rode tint van het leven (bloed, orgasme) en de zwarte tint van de dood (duisternis, het niets, de leegte). Haar seksuele vrouwelijkheid, een essentieel onderdeel van de dichterlijke persoonlijkheid die zo ostentatief in haar gedichten naar voren komt, wordt door haar op een onverhulde en niet-tedere manier naar buiten gebracht: ‘Ik ben het dier dat moeizaam uit de slaap omhoogkomt / en gulzig /… / Ik ben het dier dat zijn geslacht / met genoegen betast. / Ik ben het dier dat soms zijn instinct / als een krachteloze kooi / voor zich uitdraagt.’ Wat Angela Marinescu te zeggen heeft, en de manier waarop ze het zegt, levert een geheel eigen geluid op in de Roemeense poëzie, waar onder een ‘vrouwelijke toets’ altijd iets geheel anders werd begrepen dan wat zij biedt. ‘Ik ben geen dame,’ schreef ze zelf in haar dagboek. ‘Want ik ben een dame met de ballen van een jonge wolf.’

Zoektocht naar essentie
Ook in haar recentste bundel gaat haar zoektocht naar de essentie verder, met dezelfde kracht als altijd, al is te merken dat zij nadrukkelijker achter of aan de horizon de dood ziet opdoemen. Een criticus schreef naar aanleiding van Probleme personale dat het er eindelijk op lijkt dat Angela Marinescu in haar poëzie moederlijker is geworden – en tegelijkertijd milder en minder venijnig. Het is te hopen dat hij geen gelijk heeft.

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...