Frouke Arns won onlangs de Meander Dichtersprijs.
Frouke, gefeliciteerd met het winnen van de Meander Dichtersprijs! Eerst een ‘razende reportervraag’: wat ging er door je heen, toen je het nieuws hoorde?
Grote blijdschap natuurlijk. En ook verbazing, omdat ik een aantal medegenomineerden hoog ingeschat had. En vervolgens de gedachte: Oh nee, hij (Rob de Vos, red.) neemt dit toch hopelijk niet wéér op. Heel vervelend om met je eigen, van enthousiasme overslaande stem geconfronteerd te worden.
Je bent tweetalig opgevoed, in het Duits en het Nederlands. In welke brontaal ontstaan je gedichten doorgaans?
Alle gedichten komen tot nu toe uit Nederlandse bron. Vreemd eigenlijk, als je bedenkt dat ik bijna dagelijks Duits spreek, vooral met mijn moeder en mijn zus. Zelfs tegen mijn Nederlandse vader praat ik Duits, terwijl hij gewoon Nederlands spreekt met mij. Af en toe schiet me een Duitse of een Engelse regel te binnen, maar tot nu toe heb ik nog geen niet-Nederlands gedicht geschreven. Misschien moet ik dat toch eens doen.
In een eerder interview met Meander noemde je een aantal favoriete Nederlandstalige dichters. Heb je ook favorieten in Duitsland of elders?
Buitenlandse dichters die ik graag lees zijn: Ingrid Jonker en Antjie Krog, Umberto Saba, Wislawa Szymborska, Paul Celan, Emily Dickinson, Billy Collins en Raymond Carver. Ik ben een grote fan van de korte verhalen van Carver: hetzelfde filmische dirty realism uit zijn poëzie vind ik terug in zijn proza.
Raymond Carver
I woke up with a spot of blood
over my eye. A scratch
halfway across my forehead.
But I’m sleeping alone these days.
Why on earth would a man raise his hand
against himself, even in sleep?
It’s this and similar questions
I’m trying to answer this morning.
As I study my face in the window.
Bobber
Raymond Carver
On the Columbia River near Vantage,
Washington, we fished for whitefish
in the winter months; my dad, Swede-
Mr. Lindgren-and me. They used belly-reels,
pencil-length sinkers, red, yellow, or brown
flies baited with maggots.
They wanted distance and went clear out there
to the edge of the riffle.
I fished near shore with a quill bobber and a cane pole.
My dad kept his maggots alive and warm
under his lower lip. Mr. Lindgren didn’t drink.
I liked him better than my dad for a time.
He lets me steer his car, teased me
about my name "Junior," and said
one day I’d grow into a fine man, remember
all this, and fish with my own son.
But my dad was right. I mean
he kept silent and looked into the river,
worked his tongue, like a thought, behind the bait.
In datzelfde interview noemde en roemde je Herman de Coninck. ‘Volgt’ hij je nog altijd overal waar je gaat?
Ja, ik blijf een groot bewonderaar van De Coninck, hoewel ik hem niet meer zo heel veel lees. Er zijn ook zoveel – voor mij nieuwe – dichters bijgekomen. Zijn gedichten zijn inmiddels als een goede vriend die je niet vaak ziet, maar van wie je weet dat het altijd goed is als je elkaar weer ontmoet. Ik heb inmiddels ook veel van zijn essays over poëzie gelezen (onder meer in de bundel Intimiteit onder de Melkweg) en die zijn minstens zo poëtisch als zijn gedichten. Zijn fijnzinnigheid, humor en relativeringsvermogen spreken me erg aan.
Wanneer is een gedicht voor jou áf?
Zodra ik het geschreven heb, is dát gedicht af voor mij. Maar dat wil zeker niet zeggen dat het dan ook goed is. Vaak blijven bepaalde beelden of zinsneden knagen. Die verwerk ik dan op een later tijdstip in een nieuw gedicht, soms in een heel andere setting of bezien vanuit een ander perspectief, tot ze hun bestemming hebben gevonden.
Ik kan niet dagen- of wekenlang schaven aan een gedicht. Daar ben ik te ongeduldig voor, vrees ik. Vaak schrijf ik het integraal op, voorheen in een boekje of op blaadjes, tegenwoordig altijd direct op de computer. Het meeste schrijfwerk gebeurt in mijn hoofd. Soms loop ik een tijdje met een idee voor een gedicht en verricht ik het ‘voorwerk’ daar al. Wat er dan uiteindelijk op het scherm (of op papier) belandt, is een voortvloeisel uit dat proces. Sinds ik intensief met het schrijven van gedichten bezig ben, nu ongeveer twee jaar, heb ik wel last van allerlei dichterlijke formuleringen die te pas en te onpas door mijn hoofd spoken, alsof ik niet meer normaal kan denken. Heel irritant, soms. Dat doet me denken aan een van mijn eerste gedichten, dat gaat daarover.
sinds mijn dichtdeur open staat
spoken almaar Vlamingen
sonore sonnetten declamerend
van zotteken en groetekens
door mijn hoofd
sinds mijn dichtdeur open staat
buitelen oude beelden
achterwaarts langszij
fietsen metaforen met chapeau
en rechte rug statig door het beeld
het constant associatieve rammelt
dringend aan de schors
sinds mijn dichtdeur open is
slam ik de boodschappen op de band
uit mijn mand vol banaliteiten
carpaccio van betekenis
zijn de tijden nu dan echt voorbij
dat de zee de zee was
en een ei gewoon een ei?
Die dichtdeur ging een paar jaar geleden plotseling voor je open. Had je vóór die tijd geen aanvechting om gedichten te schrijven?
Voor die tijd schreef ik wel eens wat, maar dat waren vooral korte verhalen. Toen mijn dochters klein waren, heb ik een aantal jaren voor elke verjaardag een boekje met verhaaltjes, gedichten en tekeningen gemaakt. In 2005 verscheen een kinderverhaal van mij in een verzamelbundel van Uitgeverij Gottmer. Ik heb nog even met de illustratrice van dat verhaal het plan gehad om samen een kinderboek te maken, maar die plannen zijn nooit echt uitgewerkt. Rond die tijd schreef ik een gedicht dat ik naar Krakatau stuurde (toen nog een papieren uitgave) en het werd geplaatst. Ik was in die tijd met zoveel andere dingen bezig. In elk geval heb ik in die jaren een reservoir aan ervaringen aangelegd, waaruit ik nu volop put.
Wat is voor jou de belangrijkste reden om nu zo intensief met dichten bezig te zijn?
Ik houd van taal, van de mogelijkheden die taal biedt om – ook met klank en ritme – betekenissen te genereren die het letterlijk geschrevene ontstijgen. Het blijft me verbazen dat we met slechts een beperkt aantal letters zo veel mogelijkheden hebben om uitdrukking te geven aan ideeën, gevoelens en beelden en daarin meestal toch tekortschieten. Poëzie lezen en schrijven werkt verslavend op mij; het creëert de behoefte die het opheft. Een van de betere verslavingen, stel ik vast.
Kunnen we binnenkort een eerste bundel van je verwachten?
Een bundel zou natuurlijk heel mooi zijn, maar het is geen doel op zichzelf. Ik zie het als een doorlopend proces: publicaties in bladen, voordrachten, prijzen, feedback van lezers. Dit alles vormt een geweldige stimulans om door te gaan. Voor mij geldt vooral: getting there is half the fun!