Onder smorende zon
door Joop Leibbrand
Sierlijke golven krullen van plezier is dan al wel de achtste bundel van de Curaçaose dichter Walter Palm, grote bekendheid geniet hij in Nederland niet. De informatie achter in de bundel wekt wel hoge verwachtingen. Naar aanleiding van de eerder verschenen verzamelbundel Met lege handen ging ik slapen met een gedicht werd ik wakker roemt Pim Heuvel daar de universele gerichtheid van Palm (‘een rijke aanwinst voor de Nederlandstalige poëzie’), ziet Wim Rutgers Palm vanwege diens woordprecisie en beeldenrijkdom als een van de belangrijkste Antilliaanse dichters en heeft Mario Molegraaf voor een van de gedichten zelfs de kwalificatie ‘onweerstaanbaar als van M. Vasalis’ over. Of ze ook zo zouden oordelen over Palms nieuwe bundel? Misschien in meerderheid wel, want wie de West in hoofd en hart en huid draagt, heeft ongetwijfeld haast van nature affiniteit met poëzie die expliciet en heftig is, nadrukkelijk niets te raden laat en zich voortdurend herhaalt.
De bundel bestaat uit drie afdelingen: ‘Curaçao’, ‘Curaçao in het hart van Den Haag’ en ‘De vluchtige kus van de zwarte vlinder’. In het openingsdeel beschrijven tien gedichten de kracht van de Curaçaose zon. Dit is het eerste:
Koning Zon en de zonnecollector
Bij het ochtendgloren werden mijn zoete dromen
ruw verstoord door wrede tropische zon
die heerste over geblaakte aarde.
Messcherpe silhouetten, als stiletto’s als tekenen van dood
schreven hun onbarmachtige boodschap
van hitte en staken elke koelte dood.
En de ijdele tropische zon
vond het prachtig om zich als een Zonnekoning
te spiegelen in mijn zonnecollector.
Maar wat de Zonnekoning niet wist
was dat ik als een listige Nanzi mijn zonnecollector
had aangesloten op mijn aircondition.
En terwijl de Zonnekoning als het Boze Oog
de aarde vervloekte met zijn hitte, zat ik stilletjes
te genieten van door airco gewekte …koelte.
Wat moet je hier nu van zeggen? Misschien dat je wel een ijdele dichter moet zijn om zo’n gebrekkige tekst, met zo’n flauwiteit aan het slot, als openingsgedicht – toch altijd een statement – te kiezen. Inderdaad, een ‘onbarmachtige boodschap’, maar anders dan Palm bedoeld zal hebben.
Een paar bladzijden verder doet hij het nog eens over:
De Zonnekoning
Vanachter een steile berg
verschijnt elke ochtend de ijdeltuit,
spreidt parmantig zijn vurige, gouden veren over aderblauwe zee
splijt wolken, slijpt hemel tot een diepblauw juweel,
denkt dat hij heer en meester is…
Maar wij, tropenbewoners, weten wel beter.
Na twaalf uur heer en meester
zal hij toch bloeden aan guillotine van de horizon.
Wat afgezien van de beeldspraak en de wel heel nadrukkelijke assonantie opvalt, is het lelijke elliptische taalgebruik. Waarom dat hier zou moeten, is volstrekt onduidelijk.
In veel gedichten heeft Palm de gewoonte om regels voortdurend te herhalen. Een voorbeeld:
In memoriam de Curaçaose schrijver Tip Marugg
(1923-2006)
Verscholen voor tropenzon
stond je op, als de maan opstond;
ging je slapen, als de maan onderging.
Verscholen voor tropenzon
was je net als de maan altijd aanwezig, maar vaak onzichtbaar.
De maan en jij vormden een paar.
Net als de maan, hield je afstand van de wereld.
net als de maan, hield je afstand van mensen.
In de eerste regel dus weer zo’n merkwaardige ellips, maar veel beroerder is de irritante uitleggerigheid die het gedicht alles wat eventueel kon intrigeren, ontneemt.
De eerste afdeling besluit met een gedicht over de muziek van zijn betovergrootvader Jan Gerard Palm. In vier korte strofen lezen we vier keer ‘in jouw muziek’ en vijf keer ‘hoor ik’. Dat is te veel. Bij lezing van het eerste gedicht van de volgende afdeling, over een in het Haagse Diligentia gegeven Jan Gerard Palmconcert, valt weer op hoezeer Palm zich wenst te herhalen. Waar hij eerst in de muziek Curaçao hoort, toveren de klanken nu Curaçao tevoorschijn, ‘het zwoele ritme van de passaat’ wordt ‘zwoele passaat’ en waar hij eerst ‘bloeiende flamboyant’ (de exotische delonix regia) hoorde, geven tropische klanken nu ‘blos van bloeiende flamboyant. Soms is herhaling rijkdom, maar dit heeft meer weg van gemakzucht, of in ieder geval van te weinig zelfkritiek. Dit middendeel met Haagse gedichten wordt afgesloten met een gedicht waarin de dichter het bericht krijgt van de dood van zijn moeder: ‘Toen op 31 juli 2006 de vermoeide/ tropenzon de horizon verkoos,// doofde voorgoed de zilverkleurige/ stem van mijn moeder.’ Het is de opmaat (en qua bundelopbouw is dat natuurlijk prima gedaan) voor het slotdeel, dat uitsluitend bestaat uit gedichten over de dood. Helaas overtuigen deze gedichten evenmin. Geen formulering treft, geen gedachte prikkelt of ontroert, geen regel beklijft. Dit is, met alle tekortkomingen, nog het beste, omdat er tenminste de evocatie is van een bepaalde sfeer:
De vluchtige kus van de zwarte vlinder
Op een zucht van de wind
rinkelt een gerucht
in de kristallen kroonluchter.
Een duivels gerucht over vergruisde
illusies. Een sluimerend verdriet
fluistert in de ruisende struiken.
Een rafelig en akelig geroezemoes blijft haken
aan de giftige Franse Bloem. Zoemt rond een ijskoud gerucht
in het bloedhete gehucht:
‘Heb je het gehoord?
De dood heeft hun zoon gestolen.’
De bundel eindigt met het korte gedichtje ‘Vermalen’. Daarin schrijft hij: ‘Als ik vermalen/ ben door de kaken/ van de dood// dan leef ik voort/ in deze gedichten en woorden,/ is mijn stem niet gesmoord.’ Palm lijkt het oprecht te menen.
*******
Walter Palm (1951) is een schrijver die zowel in het Nederlands, Engels als Papiaments publiceert. Winds of Words (1978) is een Engelstalige gedichtenbundel, Un boka di poesia (1983) is Papiamentstalig en Poetry, Poesia, Poëzie (2000) een multilinguale bundel. Hij debuteerde in 2002 voor een Nederlands lezerspubliek met Met lege handen ging ik slapen met een gedicht werd ik wakker, waarin zijn drie voorgaande Nederlandstalige gedichtenbundels – Genesis en Apocalypse (1980), Palmblad (1990) en Avondmuziek (1997) – werden opgenomen plus nieuw materiaal. Hans Warren en Mario Molegraaf selecteerden voor hun Spiegel van de moderne Nederlandse en Vlaamse dichtkunst (2005) twee van Palms gedichten, ‘Bonaire’ en ‘Beschaving’. Palm publiceert daarnaast essays, toneelstukken en korte verhalen.