PLUNDER DIEM
Opeens een flits dat dit het is.
Gefrons in het hotel om de hoek:
Zelfs geen tandenborstel mee, meneer?
Schilfernaakt doorwoelt hij dui-
zend lakens, droomt spiegels vol
met weggeworpen blikken.
Door honderd brillen ziet hij uit
over de stad, hoe ramen doven.
In bad weken tachtig levens los.
Gapend sloft hij door naar het ontbijt
de tv-pop die hem ook hier verblijdt
met platte aardse rampen.
Daar krult de rekening: één nacht.
Hij lacht – men moest eens weten.
Uit Plunder de dag, De Witte Uitgeverij, 2010