Dorien de Wit werkt pas sinds kort mee aan Meander. Maar ze leest Meander al sinds nummer 315, zo weet ze. Het gedicht dat ze kiest komt uit dat nummer.
Geografie
Een weg denkt zich voor je uit. Niet
als bochten achter je rug. Een weg denkt
in de tijd omhoog. Minder omlaag.
Zo dacht ik vanuit het hoge noorden nog
hoger te klimmen. Naar Nederland.
De naam verried het al: het kon boven
liggen en onder de zeespiegel zijn.
Of misschien hadden ze zich wel vergist.
De kaart op z’n kop gehouden.
Raar is dat niet. De aarde rond.
Zo zag ik het noorden onderaan.
Het zuiden boven. Dichter bij de zon
waar het warm was. De adem onzichtbaar.