Binnen zijn beperking toont zich een Meester
door Wil Fraikin
Deze nogal forse bundel van 46 gedichten heeft (Spaanstalig) als motto gekregen ‘….mijn lied houdt me overeind als een rimpelige boomstam, met bepaalde littekens’ van Pablo Neruda. De bundel is opgedragen aan de twee kleinkinderen van de dichter.
Het motto is absoluut goed gekozen: de hele bundel is een ode aan de poëzie en over de positie van de dichter, de zanger of de bard. Helaas is de bundel géén ode aan een dichter die in opdracht dicht: van het Brusselse Dichterscollectief, de Vlaamse zender Klara, weekblad Knack, de katholieke Arbeidersbeweging ACW, CVO Lethas (aanbieder van taalcursussen Nederlands), de gemeente Maastricht en zelfs het Agentschap voor Natuur en Bos.
De bundel is in vijf afdelingen verdeeld: ‘De Dingen’, ‘Van de Europese Grondwet in Verzen’, ‘De dienaar van de stilte’, ‘Sociale Zekerheid’ en ‘De Gebruikswaarde van Poëzie’. Dit maakt de bundel tot een lappendeken.
‘Zijn eisen zijn eenvoudig. Stap voor stap
zal hij zich geven. Wie niet horen wil,
die trapt hij van zich af. De stilte na de gil.’
Uit: Ladder’, het openingsgedicht.
De eerste afdeling telt negen gedichten over voorwerpen. Het zijn ietwat gedragen, mooie gedichten, alle van 5 plus 3 regels, met op het eind een duidelijke pointe, vaak een harde waarheid. Alle gedichten gaan eigenlijk over de kracht van de poëzie en de macht van de verbeelding.
‘Het groot verlangen dat naar de verte vroeg
heeft aan een smalle doorgang ruim genoeg.’
uit: ‘Hekje’
Vooral het gedicht ‘Schaar’ bezit brille en taallenigheid. Ik neem het daarom in zijn geheel over.
Schaar
Wij hebben één punt, één, gemeen, scharnier,
de onbewogen kern van dagelijks werk,
één doel gemeen, wij weten niet van sier,
karton of zijde, blad papier of spier,
er is geen weefsel dat wij niet bedreigen.
Een groter ik bestaat, een harde hand
Die ons steeds weer naar elkaars snede drijft.
Vereniging brengt scheiding. Scheiding blijft.
Alle voorwerpengedichten zijn uiterst vakbekwaam, soms wat traditioneel. Maar de dingen worden waarlijk bezield, het is goed dichtwerk, in de ware zin van het woord. Hierna wordt het broodschrijverij: te veel opsommingen, triest gehamer op de noodzaak van poëzie met voorspelbare vergelijkingen, zoals dat het Europese Bestuur, c.q. de dichter moet zijn als ‘opa, de bij, de tuinman en de kok’! Alle scheppende beroepen, maar de opa-dichter wordt oud.
Na de mooie eerste afdeling verzandt de bundel (zelfs het motto kan het niet meer dragen) in voorspelbaarheid, gezochtheid en nóg meer opsommingen als stijlmiddel, en dat gaat al snel storen. Maar dan staat er ineens de ‘Hymne aan de sneeuw’ met deze mooie zinnen: ‘Vlok jij bent de traagste.// Jouw volle neef, de regendruppel,/ valt tweeëntwintig keren sneller/ dan jij. Jij slentert uit de wolken,/ […]’ om te eindigen met ‘[…]/ jij moffelt werk dat niet kan wachten weg.// Vlok, jij/ vederlichte averij’. En dat is prachtig!
Van Istendael is op zijn sterkst in het kleine, het anekdotische; dan is hij een taaldier, dan spat het plezier in dichten er vanaf. De lange gedichten zijn zwak en flauw, worden gauw saai, zijn te programmatisch. In veel gedichten komt omwille van metrumzucht gezochtheid en zwakke dictie voor, sluipt er wijdlopige prekerigheid in met haast vooroorlogs sociaal-democratisch jargon. Ik zal de uitglijders niet opnemen.
De vijf sonnetten in de afdeling ‘Sociale zekerheid’ komen op mij qua zegging wat gedateerd over en lijken mij eerder proeven van bekwaamheid, dan geïnspireerde gevoelvolle zegging. Vanaf hier wordt de bundel pamfletterig, SDAP-poëzie, een verliespost t.o.v. de eerste gedichten. De hele bundel glijdt op den duur weg. Vooral als er vanuit de actualiteit wordt gedicht en bij de gelegenheidspoëzie vind ik dat de dichter zijn woordtalent opportunistisch verspeelt. Een gemiste kans omwille van publicatiedrang – of -dwang. Jammer!
De bundel besluit met vijf pagina’s ‘Aantekeningen’. Meerwaarde bieden die niet.
****
Eerder werd in Meander geschreven over de bundel Berichten, bezweringen (2006).
Voor Meander Klassiekers besprak Wilma van den Akker uit de bundel Taalmachine het gedicht ‘Spade’.