Maarten Embrechts
Wim
Hoeveel auto’s rijden er met zeven of zijn het
letters die je telt en tot wetmatigheden smeedt
In ons winkelraam uren heb je er met schriftjes
stil gezeten Orde wil je in de wereld en vooral
bij ons thuis Met wetenschap ging je de ouders
tegenspreken Want je verdraagt geen wind in
je gezicht Maar meer witheid is er geschreven
dan letters om in te bestaan en om in te leven
Gerard Scharn
nog te herinneren (voor mijn zoon)
je bent nu al vijftig
mijn tijd is bijna om
rapen kook je tot ze gaar zijn
vlees braad je tot het bruin is
denk aan mij als toetje en al
die jaren rond de kerst als wij
samen spruitjes in satésaus aten
Herbert Mouwen
Toonbeeld
De tijd is afwezig – Je kijkt naar buiten,
je ziet de tuin veranderen, maar nooit
zie je dat hij veranderd is: een torenklok
toont je herinneringen, een horloge heult
met zijn eigen ritme, een akkoord is het
samengaan van verschillende dingen:
het moment manifesteert zich en klinkt
in een beeld – De tijd vastleggen lijkt het
toverwoord, de klokkenmakers laten het
liggen, ze weten niet waar te beginnen
Daan de Ligt
Televisie
ze kijken samen ‘s ochtends al tv
en zo verglijden starend lange dagen
hij zwijgt vooral en roert terneergeslagen
vaak eindeloos in kopjes slappe thee
zij lijkt, vergrijsd, verzoend met pais en vree
toch voelt ze diep van binnen soms iets knagen
een onbestemd gevoel van onbehagen
al maakt berusting schuchter haar entree
hij slikt manmoedig bittere verwijten
die zij in boze buien kribbig spuit
het is te laat voor weerwoord of gemuit
hij wil geen oude wonden openrijten
het leven blijft beperkt tot dagen slijten
zij zet de televisie ‘s avonds uit
Dirk Vekemans
Verzilvering
Uw licht maakt van mijn hok een kathedraal,
Het vult de ruimte op tot aan de nok.
Ik kus uw huid als reine zonnestraal
& Hoor uw lach bij ‘t vallen van uw rok.
Het duister nu heeft helemaal uw luister:
Ik zie er schatten in, & glinstering.
Uw volle maan begraaft mijn dag in licht:
Ik zie de schijf van uw betovering
& Smelt een lijf erin dat ik beminnen mag.
U hebt mijn nacht in ‘t zilver omgebracht.
Uit D., of de Betovering van de Zanger door de Muze, zelve (werktitel), 449 dizaines naar Maurice Scève, november 2010
Delphine Lecompte
Heidenen vieren de teugels
Kijk nu naar deze achtarmige kandelaar
Ik heb hem gekocht voor mijn moeder
Toen ik een scrupuleloze veertienjarige was
Met het geld van een heilige hermafrodiet
De hermafrodiet is dood en ik heb scrupules gekregen.
Luister straks naar het protestlied van mijn vader
Hij schuimbekt en rijmt alsof het lot van
Imkers in Cuba hem wat kan schelen
Nu flost hij zijn tanden met een naad
Die hij uit mijn onderbroek heeft getrokken
Aan mijn promiscuïteit tilt hij niet zwaar.
Geef mij een ladder
Ik wil in de tuin van mijn blinde buurvrouw geraken
Ze drinkt illegale rum met haar pinkloze zoon
De woonkamer is verlicht omdat ze ongelovig zijn.
Edith de Gilde
Als zwijgen
Huilen in Den Haag: stel je geen tranen voor.
Het is een bed tegen een muur geschoven.
Dat afgepaste knikje in de lift.
Thuiszitten in stof van weken
en dan uitgaan in je nette pak.
Het zijn de hoofden in de rijen voor je.
Huilen in Den Haag is krap bemeten,
is naar een feestje gaan omdat het hoort.
Zeggen dat het goed gaat, dat je
weer eens op huis aan moet, we bellen!
Het krijsen uitbesteden aan een meeuw.
Ook in Huilend in Den Haag, Haags Fris 10, De Witte Uitgeverij, Leiden
Ellen van de Corput
Broeikaseffect
Ik viel voor het rozige en de wolk
onvervalste warmte die ontstond
bij het verdampen van omarming
dat onder je dekens plaatsvond.
Tot waar de punten lagen,
over de randen van het bed
en in de vensters van de ramen
kroop de geur van ovenvers
verlangen. Zelfs in het najaar
toen de droogte al was vergaan
en je vermogen waar te nemen
daalde, ademde mijn huid
de vraag naar de verlichting
en de hoeken van je kamer.
Liesbeth V. Hafenrichter
Tweede kerstdag
In de duinen werd je tijdloos, een man
die nagenoeg van mij had kunnen zijn.
Mos en heide krulden om je voeten.
Hoe ver nog, hoe lang nog.
Dat diepe ruisen, nee dat zit niet in je oor,
dat is de zee! De stuivende zee die aan land kruipt
als een veteraan in camouflagepak.
Elk sprietje helmgras bespreek je.
Kerstjurk vormt een waaier rond mezelf
die nauwelijks veranderd is in al die weken,
daarom dat je welhaast op mij valt.
Ik zou kunnen schuilen in een bunker
en mijn dagen tellen op één hand.
Jij zou wel willen windsurfen, maar
in de buurt van de golfbrekers is het gevaarlijk.
Jan Zwaaneveld (v/h Jan Doornbos)
Omslag
Oktoberzon van glas, wat licht je aan?
Een ziel, weerspiegeld in een regenplas,
een hart, omwikkeld door een zomerjas
en koeien die daar stil omheen gaan staan.
Uit barsten in de lucht weerklinkt gekras
van kraaien in de bomen langs de laan.
Oktoberzon van glas, wat licht je aan?
Een hoopje dromen op vertrapt gewas.
Er ligt een man in het betraande gras.
Hij heeft zijn vrouw gekust, zijn werk gedaan,
de rozen weer gesnoeid op hun terras.
Zij riep nog iets wat hij niet kon verstaan,
maar desondanks is hij van huis gegaan,
zo luchtig of het nog augustus was.
Bonne Postma
Zebrapad
Vertrapt wordt het dode leven van zo-even en vertrapt
worden de veelbelovende nieuwelingen, die nieuwsgierig om de hoek komen kijken,
en gluren en hun ogen uitkijken, en de grootse plannen gesmeed in hun rugzakje meedragen,
totdat hun tijd daar is.
Vaststaat, dat de klaar-over soms een peukje roken is, of zomaar en nooit, even de andere kant
op kijkt (de bolwerkshoek raakt aan de schouder). ´Pas op´,
roept de overblijfmoeder, maar de stem blijft steken in de keel.
Hoe hard het geluid ook had geklonken, vanaf die kant komt de wind vanuit een verkeerde
richting. Het is net de hoek tussen het lijnenspel.
De wallen in de spiegel, het bastion van bot. Soms kijk ik achterom, probeer te lezen,
en dan lig ik opeens op mijn smoel, verbaasd te wezen, hoor nog net het geklap van de katten,
als het schrift mij opneemt, als ik verdwijn in hout; perkament (hondenhuid); papier en
plastic.
Inge Boulonois
Het einde
De scheurkalender op z’n dunst.
We ezelen de files in, de winkels
uit met mondvoorraad voor tien.
De oude kuddegeest drijft ons weer bij elkaar.
Om samen van alles te nemen, te eten,
kwinkslagen te kaatsen en oud zeer
te soppen, onze hoofden dik gevoerd
met roes terwijl de koelkast zoemt van welbehagen.
Aan alles komt een begin.
Klokslag scheurt het jaar zich los,
het jongste uur ontfermt zich over ons,
zoent zich wijd in. We drommen vrieskou in
voor namaaklicht en gierende bewijzen van bestaan.
Veel later staan we zeldzaam traag en langzaam op.
We gaan het jaar weer overdoen –
Wilma van de Akker
Onder de pannen
Alleen met mijn gedichten kan ik leven
nooit had ik lang een ander in mijn huis
voor mij geen samen hangen voor de buis
steeds kwam een eind’ aan ‘t nemen en het geven
Alleen met mijn gedichten kan ik leven
zij leggen niet op alle slakken zout
verdwenen liefdes heb ik van mij afgeschreven
met schrift en pen blijf ik getrouwd
En vroeg of laat zal het moment aanbreken
dat mijn gehavend lijf het helemaal begeeft
dan heb ik met de poëzie geleefd
een tuin, een poes, een enkele vriend
de muze in mijn eigen stijl gediend
ik hoop dat iemand daar nog iets aan heeft
Jan-Paul Rosenberg
Mother Nature & me
Het bloeien bedrijven? Dat is de taak van de vlinders
in hun edel beknopte tijd, de eeuwigheid
waarin jij mijn lippen streelt tot ik bloed
& bid om vleugels voor de wind, voeten
voor de aarde & jij die danst
in de palm van de roos
dwingt me tot leven
verscheurt de huid die ons scheidt
roept me op in plaats van vlees & bloed
te zijn van licht & vloeibaar
komen bovendrijven
uit je dromen.
Thierry Deleu
21 lentes
In het smeltend ritselen van sneeuw,
het rustig kloppen van een schildpad
tegen de tree van een terras,
in ‘t popelend hart van een veulen
dat naar leven op de weide smacht,
herken ik de nabijheid van lente.
Op hoogslanke benen staat zij,
veerkrachtig van knoezel tot schaamte.
Zacht streelt zij mijn tong tot ook mijn
mond vraagt naar haar 21 lentes.
Straks komt zij over mijn drempel:
zalig in de strandstoel van haar adem.
Cilja Zuyderwyk
Vondeling
Vandaag vond je hem, de witte
en al in zomerkleed, loog je
betrapt, zijn poten in de sneeuw, zijn
snavel naar het ijs gericht. Geen wak
jij hakt er een. Lopen er nog hazen?
Geen steenuil in de wilg te zien, je
zaagt een plank doormidden.
Kachelhout
het wordt ijselijk koud vannacht
we warmen onze handen aan de thee.
Vandaag legde je hem vast, de ranke
dode vogel. Op de kamerdeur verschijnt
zijn geest in winterkleed, nog steeds
in onze ogen diep berouw, warmte
heeft ons verleid, we zwijgen
zoals wel vaker de laatste tijd.
Jelmer van Lenteren
De zee
Frank Eerhart schreef dat een zee geen zeer heeft.
Berit zegt van wel. Plasticsoep, olierampen, tonijn-
visserij, walvisvangst, hormonen uit de riolen, chemisch
afval en natuurlijk poep uit de rivier. Pisangst,
bloed van drenkelingen, kots van kinderen, nucleaire
oefeningen, het opspuiten van eilanden in de vorm van
een palmboom en de bodem van de zee snijdt zich
vaak aan scheermesjes. En er zijn piraten, enkelingen
die daar wat aan willen doen, hun verdriet. Nee, zegt Berit,
dat de zee geen zeer heeft geloof ik niet.
Ik zeg dat het wonden zijn, die de zee misschien
wel helemaal niet voelt. Berit zegt: Zoiets als voor altijd
onderkoeld? Dat de zee zich voor zichzelf behoedt? En ik zeg
dat ik dat denk, en dat de zee zich met zijn eigen tranen voedt.
Nell Nijssen
Identiteit
Het huis is stil. De kamers
lijken als versmald.
Beeltenissen filmen langs de muren.
Een man verschijnt.
Zijn schaduw schuift kaal
door de vertrekken.
Het huis is stil.
Een kaart stalt een volledig leven uit.
Nummer en woonplaats voorgoed gewijzigd.
Ademloos verzamelen zich de feiten
en tijd giert door de kieren
van mijn leeggehaalde lijf.
Peter J.R. Vermaat
Bosgrond
Achter de bosrand ligt mijn mond begraven.
De tong roert zwarte aarde tot een toverspreuk,
dood blad likt aan de lippen, trage kaken
krijgen de tijd tussen gegroefde kiezen klein.
Niemand slikt weg. Geen vreemde tracht te proeven,
de smaak doet niet ter zake: wortelsap
of schorseneren zal de beuk niet deren. Met de mol
noch molm meent zich een eik verwant.
Druip van mijn huig, o vruchtbare vertering,
woeker je reisdoel in mijn binnenste, vervlieg
tussen de zwammen als een zucht tot vloek.
Wat stamt uit dichte bodem, blijft verstomd
ondersteboven aan de takken hangen, valt
al bij het minst gerucht als hagel uit de lucht.
Bo Vanluchene
maryann
haar gemoed uit een boek, haar kapsel
uit de kam, zo versgemaakt zit zij
in de trein. de wind houwde zonet haar
trekken uit het niets, zo kende zij weer
de vorm van haar gezicht.
muziek glijdt door een infuus naar haar
oren, vingers haken in vingers in vingers
in zwijgen. ze wil alleen maar kijken
naar de rollende velden, die hoffelijk
zorgen voor overstrooiing.
zij probeert het stromen van de sporen
in elkaar te begrijpen, aan niets anders
denkt ze dan reizen rijzen reizen rijzen
want zij wordt nooit verliefd, altijd
verliefdesverdriet.
Eric van Loo
Januari
Het besneeuwde tuinpad vertelt
scherp afgestoken de schoenmaat
van de krantenjongen, jouw haastige
pas naar de bus, vogelsporen,
poezenpootjes.
Hun paden kruisen elkaar
op het onverschillige tapijt.
Kort van geheugen, dat ook.
Als ik ‘s middags thuiskom
hebben de zwarte tegels
mij niets meer te zeggen.
Astrid Dewancker
onrust
je wandelt in een tuin vol rommelende gedachten
en raapt een tak op
je hoort geritsel: een merel verzamelt twijgjes
hij heeft noch nest noch jong
iemand riemt je nieuwe vleugels aan
dit keer moet je hoger dan de wolken,
verder dan je kan
je bent klaar om te vertrekken
en er is geen ziel om naartoe te gaan
je breekt niet alles, gooit een kristalglas
op de grond, kwetst je handpalm in het gruis
– hoe zet je maar één voet op de rem –
naast het lege kopje, de aansteker
en de sigaretten
de smaak van verlangen
Gert de Jager
De vriendelijke zee
Als ik zeg waar ik woon ben je het
er niet mee eens. Een vriendelijke
wind blaast over de diepe zee,
zeg je: verbannen word je nooit.
Maar de vriendelijke wind is mijn
huis niet. Ook de vriendelijke zee
is mijn huis niet. Als de wind
gaat liggen, verdwijnt het
water op de steiger en klappert
de vlag nauwelijks. Waar ik ben,
houd ik het droog – letterlijk en
figuurlijk. Zo slim ben ik. Ik slaap
elke nacht, maar als ik slaap lig ik
daar verloren.
Hedwig Selles
Kersttoespraak
Mijn verloofde keek vol overgave
naar de kersttoespraak, verzoening
is een rekbaar begrip voor een verloofde
dat zijn dingen die ik niet zag
want als de werkelijkheid
het af laat weten moet ik zo diep mogelijk
zien door te dringen tot de verbeelding
wat heet, ik omknelde zijn voeten en
met mijn handen omvat ik de pathos
en ik verzeg mijn matroos dat we altijd
altijd, het wildst gelachen hebben
na de grootste malheur
Peter Helsen
Zomer in de stad
Een rij wachtenden aan de kassa waar ze staat,
een massagraf, het zijn maar enkele voorbeelden
van te veel lichamen op één plaats,
er zijn dagen dat er meer obstakels zijn
dan is geweten : mensen bekijken elkaar
alsof hulp in de lucht hangt.
Hulp of verraad.
Haar slangenlijf is stads : ze kent de straten
en de geheime tunnels, zij voorvoelt wat nog
gebouwd zal worden, alleen al met haar
reuk bepaalt zij haar positie en de richting
van de massa.
Ze kijkt rakelings heen langs wie haar gadeslaat,
soms doet ze een pas teveel, maar nooit
zonder bedoeling.
Peter W.J. Brouwer
Bepaling van tijd
Ik kwam als kind en overzag
een wereld losgedooid uit
het laatste ijs, millennia lang
bedekt met weiden
met stille bloemen.
Ik zag de vogels erboven
en de dieren die tot aan het water graasden
in één oogopslag.
Tijd, het grootste was hier
in dit onvoltooid verleden landschap
het kleinste gebleken.
Hein Walter
De zwangere
Hij kijkt door me heen,
voorzichtig naar de wereld,
nieuwsgierig, onstuitbaar
door de sluiers van mijn huid.
Ik ben doorzichtig, doorzichtige
belofte, vulkaan die zal barsten.
Nog is zijn leven verscholen, nog
ligt er een waas voor mijn buik,
maar kijk door me heen en je voelt
dat het licht hem al aantrekt.
Ik zal zien, zal hem laten.
Komt hij, dan word ik geboren.
Vera de Brauwer
(Over)gave
wat zou het wegen van woorden
meer waard dan het wegen van meel
waarom zouden handen
beter bebloemd dan perken
of nagels met randen vinniger
dan hakken die dansen in de maat
die niet meer is of minder
dan die van gitaarspel
op bed of op straat
de overgave
is wat telt
is de gave
aan zichzelf
Guy Dierckx
Onzijdig
‘t Lag daar maar te liggen,
als verscholen in het holst van
eigenwijs zichzelf te wezen,
‘t kreunde er piekerend op los.
Een enkele keer mocht ‘t binnen komen
schuilen, steevast was ‘t kot te klein.
Ach, ‘t was een wat onkiese zaak…
Laat maar zitten, dachten we op den duur,
laat ‘t alleen maar naakt en mooier wezen
en als ‘t kan, plaatsen we ‘t op een sokkel
of slaan we ‘t aan de haak.
Kees Klok
Navarinoplein
Het café ziet uit op de plek waar caesars
wetten afkondigden en courtisanes besliepen.
Versteende wortels van Europa’s cultuur
weerspiegeld in een Mediterrane regendag.
Je denkt je te herinneren
hoe die oude stad klonk
maar je komt niet verder
dan een lied van Chatzidakis.
Geluidloos wiegt een meisje voorbij,
vanachter het beregend glas
zien je keizerlijke ogen hoe zij
met het kruimelende steen versmelt.