Lotte Dodion (Sint Truiden, 1987) is zo’n jonge schrijver die van het ene optreden in het andere rolt. Meander sprak met haar over wie ze is, wat ze leest en wat het voor haar betekent om te schrijven. Meer weten? Op het internet heeft ze ook haar stek.
Wie is Lotte Dodion?
Lotte Dodion is een 23-jarige schrijfster en performer, met een diploma internationale politiek en interreligieuze dialoog en toch zo zot van taal als een eerstejaars student Germaanse talen.
Iemand met veel stekels maar nog veel meer zachte plekken. Iemand die goed wil zijn in alles, weet dat dat niet kan maar het toch probeert. Veel te veel nadenkt. Iemand die zot wordt van schrijven, maar het ook niet laten kan. Een wereldverbeteraar van de realistische soort. Een piekeraar en toch to the point. Laten we zeggen dat ik iemand ben met een enorme fascinatie voor intermenselijke relaties op micro- en macroniveau, hoe mensen met elkaar omgaan, wat ze mekaar allemaal lappen, hoe klein en groots ze kunnen zijn, dat is mijn drive, dat intrigeert mij.
Hoe vat je je poëtisch parcours tot op de dag van vandaag best samen?
Mijn poëtisch parcours is voorlopig heel erg vanzelfsprekend geweest; ik heb altijd het enorme geluk gehad van de ene uitdaging in de andere te kunnen springen. Waar ik ook stond of wat ik ook deed, poëzie of toneel, het leidde altijd tot andere opdrachten of optredens. Maar ondertussen ben ik erg ongeduldig geworden, het wordt tijd om een tandje bij te steken en in een grotere vitesse over te schakelen. Ik wil gelezen worden, punt.
Niet alleen wat betreft de snelheid van mijn parcours, maar ook inhoudelijk wil ik graag verder. Hiertoe waren het allemaal liefdesgerelateerde, tamelijk dramatische teksten en gedichten, maar nu ben ik toe aan iets nieuws. Ik denk dat ik mezelf op liefdesvlak uitgeschreven heb. Nu is de vraag: boei ik ook als het thema’s zijn met een lager gehalte aan human interest? Ik heb de uitdaging aangenomen en begin nu aan een ander licht thema, de oorlog (lacht).
Wat lees je zelf graag, of wie?
Gedichten van Charles Bukowski, Hugo Matthysen, Jotie T’Hooft, Anna Enquist, Jules Deelder enzovoorts, en ook liedjesteksten van Spinvis en de Mens. Ook lees ik graag romans van Louis Paul Boon, Miranda July, Arnon Grunberg, Oscar Van den Boogaard, Amélie Nothomb en het oude werk van Peter Verhelst. Er zit geen echte lijn in…
Wat is je favoriete gedicht?
Mijn favoriete tekst is van Marguérite Duras. Strikt genomen geen gedicht, eigenlijk een stuk filmdialoog, maar ik ben er zwaar verliefd op. Het komt uit Hiroshima, mon amour. Ik vind het echt onmogelijk mijn favoriete gedicht uit te pikken, ik heb er eentje voor elke dag, voor elke mood zeg maar. Gedurende een bepaalde periode ga ik er helemaal in mee en adem dat in en uit, sta ermee op en ga ermee slapen—en dan is het gedaan. Er zijn weinig dingen die echt heel lang zijn blijven plakken… De tekst van Duras is er wel zo eentje.
Momenteel ben ik aan het lezen in een verzameling gedichten over de Holocaust en in het verzameld werk van Jotie T‘Hooft. Erg vrolijke materie is het niet, maar ik beleef deze dagen het ene kippenvelmoment na het andere.
In het algemeen hou ik van een soort rauwheid, een soort koele observatie van de feiten. Ik wil er niet ingeluisd worden, ik wil niet het gevoel krijgen dat mij emoties worden opgedrongen zoals sommige gedichten dat proberen te doen. Niet te bombastisch en niet te blasé, gewoon een sterk, sober gedicht. En liefst nog met absurde gedachtesprongen en duistere kantjes.
Hoe wordt de beste poëzie geschreven?
Hoe de beste poëzie geschreven wordt, verschilt van schrijver tot schrijver, lijkt mij. Ikzelf schrijf niet echt, in de zin dat ik niet wik en weeg en herschik en herformuleer. Ik wacht tot het gedicht zichzelf aan mij opdringt, ergens op trein, bus, in bed wanneer ik net probeer te stoppen met denken. Daar gebeurt het dan. Best een frustrerende manier van werken, dus naar de toekomst toe wil ik experimenteren met discipline en meer ‘op bevel schrijven’. Uiteindelijk ben ik de baas…
Voor mij zijn de beste momenten ‘s nachts met een goed glas wijn erbij, al mag dat nu heel bourgeois klinken. Het is misschien een soort van moed indrinken, mezelf blijven overtuigen dat ik kan schrijven en dat het niet puur chance hebben is.