wachten
het wachten kleeft als trage naaktslak
vast aan natte tegels, zo troosteloos
met nog een lange weg te gaan
de tijd lijkt zich te hechten aan de
zwarte vlakken, een klok verraadt
aanwezigheid met nadruk van een tik
mijn glimlach heb ik afgedaan
illusie doolt nog met gesloten ogen
misschien beweegt de wind het licht
ik raak de angst aan met een rusteloos
verdoven, het spook van spanning
heeft een strak gezicht
de trilling van geluid meldt een bericht
en zet het pijnlijk wachten stil
overleven
beelden roepen haar al jaren na
ze weet niet meer wat echt is
misschien verspreekt de waarheid zich
is het gewoon een bange droom
een hersenspinsel dat nog hing
in rommelkamer van haar hoofd
steeds vaker komt de nachtmerrie
die gekke bokkensprongen maakt
de angst wordt vindingrijk zodat ze
nu alleen nog maar in monologen
spreekt, ze geeft de wanen weg
aan wie ze hebben wil
haar vrede heeft een onderduikadres
bij gratie van de roes, een synoniem
voor leven kent ze niet
sterven
als ze denkt aan doodgaan, krijgt
ze toch opeens weer hoop dat een
tiental zongerijpte korenschoven
klaarstaat voor de oogst
als haar tuin op sterven ligt, bederf
allang de kleuren stal, dan schudt ze
uit het dekbed van een droom wel
honderd bonte vogels in de bomen
als leven eens onbuigzaam lijkt, dan
veinst ze lenigheid met lach, beweegt
gedachten in een stem die zegt
ik kan wel duizend dingen doen
maar als verwachting tijd verdrijft
en elke stap weer achterblijft dan
opent ze de ramen
een laatste wil ligt op haar vensterbank
en adem van de wind verwaait de witte bladen