LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Nobelprijs literatuur voor Tomas Tranströmer

8 okt, 2011

Tomas Tranströmer heeft de Nobelprijs voor literatuur 2011 gewonnen. Vijf jaar geleden, toen er al werd gefluisterd over Tranströmer’s kansen op die prijs, besteedde Meander aandacht aan zijn werk. Wij publiceren nogmaals het interview met vertaler Bernlef, een essay van Bernlef over Tranströmer en een aantal vertaalde gedichten.

Henk Bernlef
foto: (c) Keke Keukelaar

Meneer Bernlef, u geldt als dé bezorger van de poëzie van Tomas Tranströmer in het Nederlandse taalgebied. Hoe kwam u in aanraking met zijn werk?
Ik weet niet meer precies wanneer ik voor het eerst een gedicht van hem las. Het moet eind jaren zestig zijn geweest. Ik heb zijn toen verzamelde gedichten gekocht en ben aan het vertalen geslagen. Drie bundels verschenen bij een kleine Amsterdamse uitgever, Marsyas: Nachtzicht in 1982, Zwarte ansichten in 1985 en in 1988 tenslotte zijn debuutbundel 17 gedichten. In 1992 herdrukte de Bezige Bij deze vertalingen, aangevuld met nieuwe gedichten, onder de titel Het wilde plein. In 1992 verscheen de verzamelbundel De herinneringen zien mij, ook bij de Bezige Bij. In deze bundel is alles in vertaling opgenomen wat Tomas Tranströmer heeft geschreven.

U beschreef de kennismaking ooit als een haast fysieke schok van herkenning… Wat trof u in het bijzonder?
De schok zat hem vooral in de concreetheid van de gebruikte beeldspraak. Zoals bij alle goede metaforen wortelen die van Tranströmer altijd in een observatie, iets dat gezien is. Ik denk bijvoorbeeld aan een gedicht als ‘Wolkbreuk boven het binnenland’.

Tomas Tranströmer

Er wordt al jaren gefluisterd dat Tomas Tranströmer de Nobelprijs zou kunnen winnen, maar waar ‘staat’ hij eigenlijk in de hedendaagse wereldliteratuur?
Ik heb met heel wat beroemde dichters over hem gesproken (Seamus Heany, Joseph Brodsky, Derek Wallcott, Gerrit Kouwenaar). Iedereen vond hem een uitmuntend dichter. Zijn invloed op de Zweedse poëzie was aanvankelijk zeer groot. Nu is dat minder, vooral omdat het ‘imiteren’ van Tranströmer eigenlijk onmogelijk is. Men vervalt algauw tot een vorm van pseudo-plagiaat. Dat hij de Nobelprijs tot nu toe niet heeft ontvangen komt, denk ik, door koudwatervrees van de Zweedse Academie, die vroeger al eens ernstige kritiek heeft gekregen toen ze een landgenoot de prijs gaf. Een inhoudelijke reden is er niet. Ook in Zweden wordt hij beschouwd als de belangrijkste dichter. Hij is in talloze talen vertaald en vooral in de VS een zeer veel gelezen dichter.

Hoe zou u zijn poëzie in het kort willen kenschetsen?
Het is moeilijk om een sluitende kenschets van zijn gedichten te geven. Als het dan toch moet: zijn gedichten zijn een ontmoetingsplaats voor de doden en de levenden, die in zijn gedichten even met elkaar in contact treden.

Uit een in 1988 in Bzzletin gepubliceerd interview van Hans Kloos met Tranströmer komt de Zweedse dichter naar voren als een uiterst aimabel, bescheiden mens. Klopt dat?
Tomas Tranströmer is inderdaad een bescheiden en beminnelijk man, die het literaire bedrijf in Zweden en daarbuiten met minzame spot bekijkt. Hij houdt zich verre van de publiciteit. Ik ontmoette hem voor het eerst in New York. Daarna hebben we veel gecorrespondeerd en heb ik hem vele malen opgezocht of was hij hier op bezoek, onder meer een aantal malen op Poetry International. In 1990 werd hij getroffen door een ernstige hersenbloeding, die hem rechtszijdig heeft verlamd. Hij kan wel weer lopen, maar spreken is niet meer mogelijk. Ook schrijft hij denk ik niet meer, afgezien dan van een aantal haiku’s die hij na 1990 nog heeft gepubliceerd. Zijn werk kan dus als afgesloten worden beschouwd. Interviews met hem zijn ook niet langer mogelijk.

Samenstelling: Sander de Vaan

***

Essay: Tomas Tranströmer en de haiku als kiemcel
door Henk Bernlef

In november 1990 werd Tomas Tranströmer getroffen door een ernstige hersenbloeding in het linker deel van het brein, zetel van het actieve taalvermogen, het zogenaamde gebied van de Broca. Al spoedig werd duidelijk dat zijn spraakvermogen niet zou terugkeren. Rechtszijdig was hij verlamd, maar deze handicap kon door intensieve therapie enigszins worden verminderd. Het begrip voor taal, zowel gesproken als geschreven, bleek gelukkig onaangetast. Tranströmer begreep alles wat tegen hem gezegd werd al kon hij niet meer antwoorden dan dat ene zinnetje ‘det är bra’, het is goed.
In de loop van de tijd leerde hij zichzelf met de linkerhand schrijven, zoals hij zich ook, als getalenteerd pianist, toelegde op het spelen van composities voor de linkerhand. Als wij bij elkaar kwamen en ik hem vertaalproblemen voorlegde maakten we gebruik van een multiple choice methode: uit een aantal mogelijkheden kruiste hij de volgens hem juiste oplossing aan.
Ik zal wel niet de enige zijn geweest die, bij het horen van dit slechte nieuws, onmiddellijk moest denken aan een passage uit zijn lange gedicht ‘Oostzeeën’:

De muziek komt tot een mens, hij is componist, wordt gespeeld,
     maakt carrière, wordt directeur van het conservatorium.
De conjunctuur slaat om, hij wordt door de autoriteiten veroordeeld.
Als hoofdaanklager wijst men zijn leerling K*** aan.
Hij wordt bedreigd, gedegradeerd, weggestuurd.
Na een paar jaar vermindert de staat van ongenade, wordt hij
     gerehabiliteerd.
Dan de hersenbloeding: rechtszijdig verlamd en afasie,
     kan slechts korte zinnen begrijpen, zegt verkeerde woorden.
Aldus kunnen lof noch misprijzen hem nog langer bereiken.
Maar de muziek is gebleven, hij componeert nog steeds in zijn
     eigen stijl,
voor de tijd die hij nog te leven heeft wordt hij een medisch wonder.

Hij schreef muziek op teksten die hij niet langer begreep –
op dezelfde manier
drukken wij iets met onze levens uit
In het neuriënde koor van versprekingen.
 

Al noemt Tranströmer de componist niet bij naam, het gaat hier om de Russische componist Vissarion Shebalin, die op zevenenvijftigjarige leeftijd een zware hersenbloeding kreeg die hem zonder spraak en zonder begrip voor het gesproken woord achterliet. Toch bleef Shebalin nog vier jaar lang actief als componist en leraar. Volgens zijn veel beroemdere tijdgenoot Shostakovich was het werk van Shebalin nadat hij getroffen was door de hersenbloeding van even hoge kwaliteit als de muziek die hij ervoor had geschreven. Als componist mag Shebalin dan goeddeels vergeten zijn, als neurologisch geval blijft hij in de vakliteratuur doorleven.
Dat taal en klank op verwante wijze door de hersenen worden verwerkt en gereproduceerd was natuurlijk al langer bekend. Wie een lied ten gehore brengt maakt gelijktijdig gebruik van zowel taal als muziek. Daarbij valt het op dat de titel van een lied vaak sneller de erbij horende muziek oproept dan omgekeerd. De meeste mensen die als gevolg van een hersenbloeding de een of andere vorm van afasie vertonen, blijken in de meeste gevallen ook moeite te hebben met het herkennen en reproduceren van muziek. Uit het geval Shebalin bleek dat taal en klank niet altijd gelijktijdig worden aangetast. Afasie betekende niet altijd dat er ook sprake was van amusia, zoals de vakterm luidt, voor moeilijkheden met betrekking tot begrip en reproductie van klank en muziek.

Na zijn hersenbloeding richtte Tranströmer zijn energie op het pianospelen met de linkerhand. Ik herinner mij nog heel goed hoe hij een jaar na zijn ziekte informeerde naar partituren voor de linkerhand. Gelukkig bleek de stichting Donemus – opgericht ter verspreiding van Nederlandse muziek – een groot aantal composities voor de linkerhand in voorraad te hebben. Toen de pianist Cor de Groot tijdenlang was uitgeschakeld door een spieraandoening in zijn rechterhand, had een groot aantal bevriende Nederlandse componisten speciaal voor hem stukken voor de linkerhand geschreven. Als Tranströmer tegenwoordig optreedt – en dat doet hij nog altijd – speelt hij daarom piano en laat het voorlezen van zijn gedichten aan anderen over. Er is zelfs een cd verschenen waarop hij werken van onder andere Mompou voor de linkerhand uitvoert.

Maar mijn eerste gedachte na dat noodlottige bericht in de herfst van 1990 was toch dat er een abrupt en definitief einde was gekomen aan Tranströmers creatieve leven. Ik was daarom hoogst verbaasd en verheugd dat zijn vrouw Monica mij zo’n anderhalf jaar later de eerste haiku-gedichten van haar man opstuurde. Ik dacht te begrijpen waarom Tranströmer naar die klassieke Japanse versvorm, een drieregelig gedicht van respectievelijk 5, 7 en 5 lettergrepen, was uitgeweken. Hij bezat niet langer het vermogen om grotere taaleenheden te overzien en had zo van de nood een deugd gemaakt. Aan dat theorietje kwam snel een einde toen er in 2001 bij een kleine Zweedse uitgeverij een bundeltje met negen haiku’s verscheen die Tranströmer in 1959 speciaal geschreven had voor zijn vriend, de psycholoog en dichter Åke Nordin. De twee kenden elkaar omdat ze in die tijd allebei werkzaam waren als psycholoog in jeugdgevangenissen. Tranströmers kennis van de haiku-vorm stamde dus al van veel eerdere datum. In 1966 had hij in de bundel Klanken en sporen een gedicht gepubliceerd waarin onder meer het volgende fragment voorkomt:

Shiki, Björling en Ungaretti
Met de krijtjes van het leven op het schoolbord van de dood.
Het gedicht dat volkomen mogelijk is.
 

Masaoka Shiki, een Japanse dichter die leefde van 1867 tot 1902, was de dichter die de haiku moderniseerde. Voor die tijd, in de zeventiende en achttiende eeuw, maakte de haiku deel uit van een langere reeks gedichten, meestal geschreven door een aantal dichters die speciaal voor die gelegenheid bij elkaar kwam, een traditie die nog steeds levend is in Japan. Zo’n ketting van haiku gedichten werd ‘haika’ genoemd en het eerste vers waarmee zo’n cyclus begon ‘hokku’. Shiki verzelfstandigde de ‘hokku’, het startvers van een ‘haika’, en werd zo de vader van een genre dat zich als een poëtische plaag over de wereld heeft verspreid. Vooral in Amerika barst het van de haiku-tijdschriften en clubs. Hier is zo’n typisch Amerikaanse haiku:

Deserted steel-mill
along the Ohio-river,
chromatic butterfly.
 

De bedoeling van de haiku is een vluchtig moment in het leven door middel van twee schijnbaar onverbonden beelden op te roepen. De haiku begint meestal met een observatie, die door een afwijkende en verrassende slotregel verdiept wordt. Overigens is mij niet duidelijk hoe een staalfabriek te rijmen valt met een chromatische vlinder, wat dat laatste ook mag zijn. Nee, deze dichter denkt dat het alleen maar gaat om scherpe tegenstellingen, zoiets als de ontmoeting van een paraplu en een naaimachine op een operatietafel. Op die manier blijft de haiku een vrijblijvende en te gemakkelijke methode om kwasi diepzinnigheden neer te schrijven en dat gebeurt dan ook dagelijks.
Nee dan een beroemde haiku dichter als Issa (1762-1826) die onder andere de volgende haiku schreef:

A man, just one –
also a fly – just one –
in the huge drawing room.
 

En Masaoka Shiki zelf schreef bijvoorbeeld:

For love and for hate
I swat a fly and offer it
to an ant.
 

De tegenstelling die in een goede haiku gecreëerd wordt is organisch, niet een product van een gedachte, maar van een of meerdere waarnemingen uit de werkelijkheid. Uit de botsing van twee beelden ontstaat iets dat ik nu maar even een elektrisch veld noem waarbij de grens tussen dichter en buitenwereld even wordt opgeheven.
Nu Tranströmer inmiddels een aardige hoeveelheid haiku gedichten geschreven heeft, denk ik dat het niet overdreven is te stellen dat de haiku-methode de kiemcel is voor al het werk van Tranströmer. Het is de uiterste consequentie van een werkwijze die al veel eerder in zijn werk valt aan te wijzen en die in de haiku-gedichten in haar meest kale essentie wordt getoond.
In het gedicht ‘Preludes I-III’, gepubliceerd in de bundel Nachtzicht uit 1970 schrijft hij:

Twee waarheden naderen elkaar. Een komt van binnenuit, één
van buitenaf
en waar zij elkaar ontmoeten bestaat een kans jezelf te zien.
 

Het gedicht is een botsing tussen binnen- en buitenwereld waarbij, als in een chemisch proces, uit twee bij elkaar gebrachte stoffen tenslotte een derde ontstaat: het onzichtbare maar wel degelijk aanwezige gedicht waarin de dichter – zonder zich een lyrisch ik aan te meten – zich manifesteert.
In een interview – dat hiervoor al ter sprake kwam – zegt hij hetzelfde anders: ‘Het is vooral een bepaald soort ontsteking wanneer een sterke druk van buitenaf plotseling een sterke druk van binnenuit ontmoet. Dan springt er een vonk tussen de twee polen over, en dan is er een gedicht op komst.’

Tranströmers haiku-gedichten komen heel langzaam tot stand. Je zou kunnen spreken van een ‘work in progress’ omdat de dichter, zo gauw hij een of meer nieuwe haiku gedichten geschreven heeft, de volgorde van het geheel opnieuw bekijkt en zonodig verandert, waardoor de al geschreven gedichten in een ander licht komen te staan als de stukjes glas in een ronddraaiende caleidoscoop. Talloos zijn de versies die ik van hem ontving voordat een definitieve volgorde bepaald was.
Ik wil nog iets zeggen over het vertalen van zijn haiku’s. De meeste gedichten van Tranströmer laten zich zonder al te veel verlies vertalen. Omdat hij in eerste instantie een dichter van beelden is, is hij meestal goed vertaalbaar (dat is mede een verklaring voor het feit dat hij in zoveel talen vertaald is). Een Tranströmer-gedicht maakt grote kans een vertaling te overleven. Met de haiku-gedichten ligt dat anders.
Het zou natuurlijk voor de hand liggen om hier – net als bij de andere gedichten – uit te gaan van een zo letterlijk mogelijke vertaling en die dan woord voor woord om te werken totdat er een in het Nederlands goed klinkend gedicht is ontstaan. Daarbij zou ik me dan niets hebben aangetrokken van de vormeis die het haiku-gedicht stelt: drie regels van respectievelijk 5, 7 en 5 lettergrepen. Omdat Transtromer zich aan dit schema had gehouden, vond ik dat ik dat ook moest doen. Dat heeft soms tot lichte wijziging in de betekenis van het origineel geleid, al was een min of meer letterlijke vertaling in de meeste gevallen met wat gepuzzel mogelijk. Juist dat gepuzzel was aardig. Op weg naar een steeds kernachtiger uitbeelding.
Tomas Tranströmer mag dan tot zwijgen zijn gebracht, in zijn haiku-gedichten levert hij het bewijs van zijn nog steeds sprekende verbeeldingskracht.

In 2004 verscheen zijn nieuwe bundel Den stora gåtan (Het grote raadsel). De cyclus ‘Haikugedichten’ is hierin opnieuw gewijzigd. Tranströmer voegde vier nieuwe gedichten toe, die hier in mijn vertaling volgen.

Lanen kuieren (flaneren)
gelijnd aan zonnestralen.
Riep er daar iemand?

*

Het gras komt omhoog –
zijn gezicht een runensteen
staand als aandenken.

*

Hier een donker beeld.
Overgeschilderd gebrek,
bloem in boevenpak.

*

De openbaring.
De stokoude appelboom.
De zee is vlakbij.
 

(eerder verschenen in Raster)

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...