tijd op een zondag
smeek genade af
aan de wijzers van de klok.
vraag de grote stil te staan,
de kleine te trillen
als een ooglid tijdens slaap.
spijker een engel aan het hout
en aai hem te blijven,
trek een jas aan en wacht
op vertrek.
je billen zeer
op een hard houten bank,
tijd die naast je plaatsneemt
en schouder ophaalt.
de sigaret die je elkaar aanbiedt,
dat je moet lachen bij een herinnering:
je was klein en de kamer leeg,
een digitale display die je niet kon duiden.
en toch snapte je al zoveel,
dat dit de beste uren waren,
voor alles begon te bewegen.
minieme verschillen
er zit een gat in de wereld waar de voering uitsteekt.
de bolgia’s lopen leeg en laten iedereen vrij.
er wordt gelogen om de vreugde van verzinnen,
een leven wordt afgeknepen in een steeg.
er wordt overspel gepleegd,
wit gewassen,
iemand eet 20 frikadellen en
valt dood voorover.
er wordt nergens melding gemaakt,
de planeet gaat onvermoeibaar om haar as.
er slaapt een duivel in mijn linnenkast,
ik doe de deur op het nachtslot.
gouden kalf
het was een dag voor poëzie;
je stootte je hoofd, het zong rond.
de kat likte zich,
wat alles betekenen kan.
je zette muziek op en danste naakt voor de spiegel,
jouw kuiten wonnen prijzen voor van alles.
wist je het toen al,
in de manier waarop je honderd slagen borstelde,
droomde je wat langer bij het draaien van een pols.
en als je de telefoon nog had opgenomen,
je veter was geknapt,
was dit niet nodig,
was dit een gedicht waarin je was aanbeden.
dan had de kat zich gelikt en was het geilheid geweest,
dan had je gemasturbeerd voor een spiegel met je
prijswinnende kuiten gespannen.
een man komt om een gouden kalf te aanbidden
en heeft geen offergave;
ik kom woorden brengen.
odes aan herinnerde kuiten,
reflecties op een kat.