Verhalen met enters
door Roel Weerheijm
Een (goed) prozagedicht is een korte tekst met vrijwel alle stijlkenmerken van poëzie (metrum, binnenrijm, metaforen), waarvan alleen de regels doorlopen zoals bij proza. Gedichten van Kees Engelhart zijn echter lang, met vrijwel geen stijlkenmerken van poëzie, waarvan de regels dan weer niet prozaïsch doorlopen, maar bewust zijn aangebracht. Hij schrijft dus het omgekeerde van prozagedichten. Verhalen met enters.
Zijn nieuwe bundel De verloofde van meester lijkt een woud van woorden om in te verdwalen. Dat vooruitzicht kan positief zijn: prikkelende associaties, een soort woorddronkenschap, nieuwe inzichten die uit elkaar voortkomen.
Gebeurt dat ook in De verloofde van meester?
De bundel is een soort ‘verhaal in gedichten’, over een meester en een verloofde. En er is een ‘jij’. De ‘jij’ zit op school, een middelbare school denk ik, en hij drinkt nogal, getuige de eerste regels ‘sterke drank is heerlijk / vooral nu de dag op school lang is geweest’. De ‘jij’ heeft gezien dat meester en verloofde problemen, ruzie hebben. De ‘jij’ geniet intussen van de lente. In het tweede deel van het openingsgedicht ligt de ‘jij’ wat te dromen onder een kastanje, drinkt kirsch en bezingt wat dat allemaal wel niet doet met zijn lichaam. ‘Dan sluit je de ogen / en opnieuw denk je aan de meester’ – en dan is het tweeluik als een nachtkaars uitgegaan.
Het kan effectieve ironie zijn: moedwillig je best doen triviale dingen de ruimte te geven, om iets urgents níét te benoemen. Maar het werkt pas als je op z’n minst urgentie suggereert.
Geen van de 42 gedichten uit De verloofde van meester wekt enige urgentie. Het zijn op z’n tijd mooie vondsten die Engelhart schrijft. Het zijn verhalen. Verhalen die, nou ja, net niet irriteren, verhalen als lentebeekjes die kalm voortkabbelen. Maar wekken ze ook maar een moment de schijn van urgentie? Nee.
Wat me opvalt is een schrijnend gebrek aan inhoud. Waar gaan deze gedichten over?, bleef ik me afvragen. Een meester en een verloofde die allebei geen moment interessant worden en een ‘jij’ die je van de weeromstuit een klap voor zijn smoel wilt geven. Het gebrek aan inhoud wordt niet gecompenseerd door, bijvoorbeeld, autonome taalspelletjes of hermetische gedichten. De bundel bevat niets – nu ja, het bevat formuleringen, en beschrijvingen, en situaties, heel veel situaties waarin iemand zich zoal kan bevinden. Die zijn bijvoorbeeld zo beschreven:
Het staat met grote letters geschreven
Op het mededelingenbord in de aula
Na de kerstvakantie keert meester terug
Op school het schijnt werkelijk
Ondanks je lichte vreugde vraag je je in
Gemoede af of het onheil dat onlosmakelijk
Met meester en zijn verloofde verbonden
Lijkt te zijn voorgoed geweken is
En dat gaat maar door! En als Engelhart geen situaties beschrijft, die vaak zo plat als een dubbeltje blijven, dan legt hij situaties uit. In ‘Jullie hebt een half uur precies’, bijvoorbeeld: ‘de vitrage die ragfijn en onbeweeglijk neerhangt / er staat geen zuchtje wind’. Of: ‘de stem van de meester is zacht en voortgaand / monotoon als zachte muziek op de achtergrond’. Dat is uitleg, uitleg ván de uitleg, en zelfs uitleg dáár weer van! En intussen smeken de regels om tot leven te komen, en tja, dat gebeurt dus niet.
Daar komt het overdadige gebruik van kille woorden en formuleringen bij, ook als Engelhart eens niet uitlegt. Formuleringen die regelrecht uit een memo van een zakelijk bedrijf lijken te komen. In ‘Over zijn blozende appelwangen’ blijkt het bijvoorbeeld ‘totaal duister waarom een en ander op deze wijze in elkaar gestoken is’. Wat an sich niet erg is. Maar suggeréér dan iets, in het bestwil van je bundel, zodat er tenminste íéts gebeurt!
Maar verder niets dan zakelijke zinsconstructies en vooral heel, heel veel clichés, in alle 42 gedichten van de bundel. Liefde, eenzaamheid, twijfel, puberale vermoeidheid. Een cliché verdraaien, vervormen, zou nog leuk zijn – maar nee. ‘In gedachten verzonken fiets je naar huis / je denkt na over de grote tragische liefde / de liefde die nooit opgelost kan worden’. Zucht. Hoort u ook die zwoele aanzwellende violen?
De verloofde van meester lijkt in het prozastijl van de gedichten iets te hebben van diverse gedichten uit Kees ’t Harts Nu weet je alles weer. Maar Kees ’t Harts poëzie is wél gelaagd en urgent, en hij praat intussen tegen de lezer alsof hij hem langzaam en geniepig dronken voert met mooie beelden en, soms, aangename mafkezerij. Je wilt meer. Engelhart wekt dat gevoel niet op.
In de meest keuvelende poëzie kom je vaak wel verborgen spanningen tegen. Bij Engelhart niet. Zijn werk is een hap slagroom: het heeft niets om het lijf, het is zoet en behaagziek, je proeft het nog zolang je het in je mond houdt, maar daarna is het weg. Maar wil je meer na 42 happen slagroom?
****
Kees Engelhart (1957) schreef eerder Wereldsuccessen (2006), Niet voor kinderen (2008) en Fantastische Gedichten (2010).
Als Milla Fertek Het fijne leven dat mij wacht (2006), als Fabian de Sackenay Blanke Verzen (2010) en als Nol Krentsch Dagen met Moeder (2011).
De bundels zijn verkrijgbaar via BOL en de site van zijn uitgeverij De Manke God.
Zie hier en hier voor eerdere besprekingen van zijn werk in Meander.