LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Fabian de Sackenay – Blanke verzen

8 nov, 2010

Wie is Fabian de Sackenay?

door Bouke Vlierhuis

Wie is Fabian de Sackenay, de auteur van Blanke verzen? Het eenvoudige antwoord is: Fabian de Sackenay is, net als Mila Fertek, Berty Snellens (al bestaat die wel in persoon), Nol Krentsch, Mevrouw Leenschat van Bodegraven en Uitgeverij De Manke God, Kees Engelhart. Dat gaat echter voorbij aan een belangrijk aspect van het heteroniemenspel, zoals dat zeer bekwaam werd gespeeld door Pessoa en dat ook Engelhart met passie beoefent.
De Sackenay is namelijk niet zomaar een pseudoniem, maar een echte poging om vanuit een totaal andere aanpak gedichten te schrijven. Overigens, tegelijk met Blanke verzen brengt Engelhart met zijn uitgeverij De Manke God ook Fantastische gedichten uit (onder zijn eigen naam) en Treurspel van het zijn ‘van’ Berty Snellens. (Fantastische gedichten is hier al besproken door Joop Leibbrand.) Al met al is het dus niet vreemd dat het motto van de bundel spreekt van Alberto Caeiro en is ontleend aan Álvaro de Campos, beiden heteroniemen van Fernando Pessoa.

De gedichten van Engelhart kenmerken zich meestal door een vloeiende, verhalende vorm. Ze zijn een soort proza dat op een betekenisvolle manier met enjambementen in stukken is gehakt. De gedichten van De Sackenay zijn veel lyrischer, hoewel ze vaak door hun titels (‘Die ik niet licht vergeten zal’, ‘Op zondag’, ‘Om mijn angsten te bedwingen’) toch de suggestie meekrijgen dat er een anekdote verteld gaat worden. De gedichten krijgen op papier een grillige vorm door de vele inspringingen die De Sackenay gebruikt.

De taal van de gedichten is nogal zwaar en gewichtig. Dat enigszins pompeuze taalgebruik zie je ook wel in de gedichten van Engelhart, maar door de vorm valt het daar wat minder op. De gedichten in Blanke verzen doen qua toon wat gemaakt aan. Ook maken ze de indruk, hoe kan het ook anders met zo’n enorme productie en een eigen uitgeverij, snel geschreven te zijn. Te snel. Meteen bij eerste lezing vallen storende slordigheden en overbodigheden op, zoals een verkeerde verwijzing in deel 2 van het eerste gedicht, ‘Over het ding dat mij heeft voortgebracht’: ‘Er zijn meer dingen die men wreed noemt / Ook van hen heb ik leren houden’, of ‘af en toe meestal overigens’ in ‘Die ik niet licht vergeten zal’. Soms wordt de toon babbelig, zoals in ‘En faalt’: ‘Het is fijn om succes te hebben / Succes is altijd fijn En / Iedereen wil het voor zichzelf alleen / Maar succes is schaars / En niet velen zijn in staat het / Te bemachtigen’. (afgedrukt met veel inspringingen). Thematisch zijn de gedichten vaak moeilijk te plaatsen en maken ze soms de indruk van losse regels of strofen aan elkaar te hangen.

Dat neemt allemaal niet weg dat er van deze gedichten een grote lyrische kracht uitgaat. Juist het gevoel dat deze gedichten rauw en spontaan, als het ware in een opwelling, op schrift gesteld zijn kleurt de leeservaring van Blanke verzen.

De Sackenay maakt ook mooie beelden. In ‘En bewonderd en aanbeden’ bijvoorbeeld (door technische beperkingen is het niet mogelijk de gedichten grafisch gezien helemaal goed te citeren):

         Dan pak je een steen van de straat
En gooit de etalageruit in
Je stapt de etalage binnen en je past precies
Door het gat dat je gegooid hebt om plaats te nemen
Tussen de goddingen
Om net als zij gezien te worden

Of in het macabere ‘Een dode zwarte’:

EEN DODE ZWARTE

Ik kon haar niet benaderen
Zij was zo mooi
Doodsangst pakte mij
En legde mij neer

Twintig meter achter haar
Bleef ik lopen door de straten
En winkelcentra het werd
Donker en koud met natte
Sneeuw en harde wind
En het waaien der schaduwen
Deed mij twijfelen of ik haar
Nog volgde danwel een ander

In een zijstraat
Vrijwel verdwaald
Stuitte ik op een
Dood zwart dier

Onmiddellijk wenste ik mij
In vreemdheid te wentelen

En het gebeurde

Onwetend waar ik mij bevond
Begon ik onder haar balkon
Plots luid te zingen over de
Vrouwen in mijn leven

Een strijkkwartet was er
En nog veel meer was er

En ik dirigeerde
Staande op
Een hond

Van het dichterschap van Kees Engelhart gaat een enorme kracht uit. Die uit zich in een zeer intense manier van dichten en een enorme productie. Bij het lezen van Blanke verzen bekruipt me echter sterk het gevoel dat het zelfs voor iemand met zo veel talent en energie een beetje veel is, een leger heteroniemen uit de grond stampen, drie bundels tegelijk uitgeven, een uitgeverij opzetten… Je vraagt je af of Engelhart, De Sackenay, Fertek, Snellens, Krentsch en Leenschat van Bodegraven het niet wat rustiger aan zouden moeten doen.

 

     Andere berichten

Jan Holman – Jaag de veulens weg

Het verleden als obstakel voor vernieuwing door Paul Roelofsen - - Een verontrustende titel, die bij mij direct de vraag opriep waarom...