LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Hans Vaders – Kate Moss in Mahaai

19 nov, 2011

Zoals voorheen en altijd in roes

door Joop Leibbrand

In de Knipscheer blijft een onvermoeibare pleitbezorger van de Caribische literatuur en dat levert regelmatig mooie uitgaven op. De bundel die dichter Hans Vaders en kunstenaar Herman van Bergen maakten is er zo een. Dankzij het feit dat de uitgever kon samenwerken met het Curaçaose Mon Art Productions en er een beroep gedaan kon worden op het Prins Bernhard Cultuurfonds Nederlandse Antillen en Aruba, hoefde op de uitvoering niet bezuinigd te worden en kon Kate Moss in Mahaai met hard cover en in full color worden uitgegeven. De inhoud verdient het ook. In de eerste plaats vanwege de vaak paginagrote afbeeldingen en illustraties van Van Bergen, die zich in allerlei collage-achtige technieken (in een verantwoording wordt gesproken van mixed media) een uitbundige kunstenaar toont. Maar zeker ook vanwege de in een lyrisch parlando geschreven gedichten van Vaders. Door zijn uitstekende taalgebruik, dat nochtans de Antilliaanse bindingen niet ontkent, onderscheidt hij zich van nogal wat andere dichters uit de West, die je vanwege een al te authentieke couleur locale soms wel erg veel moet vergeven. Hoewel, best kans dat Vaders overzee in zijn taal weer te Nederlands gevonden wordt.

De bundel opent met een verantwoording door de auteurs van hun titelkeuze. Het is een merkwaardig stukje waarin ze filosofische vragen aanroeren over de vergankelijkheid, het voortgaan van de tijd en het waarom van het heden. Er is, zo stellen zij, geen andere zekerheid dan het feit dat Kate Moss in Mahaai woont, want ‘Iedereen is de facto de Kate Moss op de mondiale catwalk van het sterfelijke leven’. Wat ze bedoelen is dat iedereen zich tijdens de mini-seconde van zijn bestaan even bijzonder mag wanen, succesvol, een ‘topmodel’, maar het is niet meer dan schone schijn, die in een chique wijk als Mahaai niet eens opvalt.

De bundel begint met de afdeling ‘Otrobanda’, de naam van een volkswijk in Willemstad. Het eerste gedicht doet verslag van de landing van de ik op het eiland:

[…]

Tenslotte toch weer die hoer,
Kòrsou, Curazon, Curaçao,
ons aller verachte stiefmoeder
in wier armen de veelbelovende
bruidsnacht immer dezelfde
onontkoombare val bevat.

Direct daarop volgt een beschrijving van Hotel Maracaibo, ‘verrot klokhuis vol genot’, ‘[…] berooide haven,/ het uitgelezen testament van Korsakov/ met zijn bruid, de volle bruine fles;’ Je kunt er, als in een vuile oorlog, ten onder gaan, maar het slot van het gedicht houdt voor:

[…]

Wie niet leeft, bestaat niet meer.

Wie zijn verleden vergeet,
keert nooit weer,
nooit weer naar het eiland,
niet naar de havenstad,
niet naar het hotel aan de kaai.

In deze afdeling, waarin de lokroep van Korsakov (en van vrouwen) duidelijk klinkt, springen de gedichten die aan Tip Marugg en Boeli van Leeuwen zijn opgedragen eruit. Vaders moet veel affiniteit met hen hebben.
Tip Marugg, schrijver van onvergetelijke boeken als Weekendpelgrimage en De morgen loeit weer aan, wordt neergezet als ‘De oude rumkoning’ die ‘met nauwlijks hoorbaar/ handschrift […]/ het roemloos lijnpapier/ zijn levenslot dicteert.// Onder zijn vermoeide vingers/ buigt het sluimerend vagevuur/ van vele dronken jaren/ tot ontucht met naam en woord.’
Voor Boeli van Leeuwen (o.a. De rots der struikeling en Het leven op aarde) is het gedicht ‘De banneling’, waarin Vaders De Christusfiguur en Van Leeuwen (en waarschijnlijk ook zichzelf) laat samenvallen. Uitgangspunt is de vraag ‘Maar christus, wat is/ mij nu gebleven/ na het ontluisterend paradijs,/ eens het mijne, enig bewijs en/ middel van bestaan?’ Het antwoord volgt in de volgende strofe: ‘Ogenschijnlijk wijzigt zich niets,/ in een hemel bezaaid met/ vers gestrooid sterrengruis/ en voor niemendal/ danst de zondebok met de zwarte/ clerus in vers gekerstende velden. ‘

De middelste afdeling draagt de titel van de bundel. Het zijn drie gedichten over vrouwen, waarvan het eerste het begin lijkt van een veelbelovende liefdesrelatie met ‘Kate’. In het tweede gedicht, ‘Toorn’ is die alweer voorbij, vandaar het boven én onder het gedicht geplaatste motto ‘Ira furor brevis est’, Toorn is een kortstondige razernij (Horatius).

[…]

Zoals voorheen en altijd in roes zoek ik
in morse rumkroeg en dito snèk
naar jou, mijn geliefde
Kate Moss van Mahaai,
maanvis die mij eens,
op goed geluk,
uit onze toornige zee schoot en
overlaadde met onvermogen.

‘Het oude land’ is met twaalf gedichten de meest gevarieerde en ook sterkste afdeling van de bundel. Het titelgedicht ervan beschrijft beeldend herinneringen aan het ouderlijk huis, ‘Vanuit den vreemde’ geeft een indringend portret van zijn vader, met ‘Appelscha’ schreef Vaders een onvervalst ‘Hollands’ gedicht.
Verder gaat het over het dichterschap, ‘de kracht van de duistere,/ de magische woorden’, existentialistische levensangst (‘De vijand is de vreemde in onszelf’), te bezweren met een heftige vorm van seksualiteit: ‘Zijn koele vuist zengt de vulva/ met vuur en wroeging.’
In ‘Terugkeer’, het slotgedicht, komt Kate Moss van Mahaai weer opdraven, nu als degene aan wie de ik vertelt waarschijnlijk ooit begraven te worden in ‘het mistig land van overzee/ dat niet en nooit meer het mijne zal zijn.’ Over de betaling daarvan maakt hij zich zorgen:

[…]

Maar wie zal mijn begrafenis bekostigen?

En welke verloren zoon wrikt het zilver
voor de veerman op mijn kille tong en
ontsteekt het vagevuur van mijn brandstapel?

Lezers, help Vaders nu het nog kan, koop die bundel. Hij stort je midden in de andere wereld die Curaçao is en verloochent de Nederlandse wortels niet. Het levert een boeiende synthese op.

****
Hans Vaders (1949) was als neerlandicus aanvankelijk docent maar nu als journalist en eindredacteur werkzaam bij diverse Curaçaose kranten. Hij publiceerde eerder de verhalenbundel Otrobanda. Berichten van de overkant (2007) en de korte roman Tropische winters (2001).
Herman van Bergen (1953) studeerde culturele antropologie in Nijmegen en volgde een opleiding aan de kunstacademie in Arnhem. Hij is de maker van het Snèk Book Curaçao, een boek dat in drie talen (Papiaments, Engels en Nederlands) de cultuur beschrijft van de honderden huiselijke ontmoetingsplaatsen die het eiland kent.
Zie verder www.indeknipscheer en www.monartgallerycuracao.com

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...