LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

J.C. Aachenende – Met weemoed

10 jan, 2012

Vreemde intuïties, hersenschudsels

door Joop Leibbrand

Met weemoed is alweer de vierde in eigen beheer uitgegeven bundel van J.C. Aachenende, die eerder de bundels Tegengif (2003), Het leven is gezelligheid (2005) en Vreten op aarde (2008) publiceerde.
J.C. Aachenende (pseudoniem van Van der Sluis, Maastricht 1932) was werkzaam als dermatoloog en docent aan de UVA. Of de poëzie voor hem een late roeping was, weet ik niet, maar in ieder geval debuteerde hij pas na zijn zeventigste en hij koos toen voor een nomme de plume met voorletters die hem tot een geroepene maakte. Hopelijk uit ironie.

Aachenende geeft zijn bundels niet als een goedkoop broddelwerkje uit, biedt evenmin printing on demandkwaliteit (hoewel die de laatste jaren steeds beter geworden is), maar levert ze in een dermate fraaie, degelijke uitvoering, dat sommige gevestigde uitgeverijen er een voorbeeld aan zouden kunnen nemen.
Als boekje is Met weemoed zijn geld dus meer dan waard. Of dat voor de inhoud ook geldt? De twee motto’s die de bundel meekrijgt, doen voor het niveau veel verwachten. Het eerste komt, helaas in de lelijke nieuwe Bijbelvertaling, uit Prediker: ‘Alle woorden zijn vermoeid, zozeer dat je ze niet meer kan gebruiken.’ Het tweede is van Hans Faverey: ‘De opdracht aan de poëzie/ is zelfbewustzijn, trots/ en waardigheid/ aan de taal terug te geven’. Maar als de bundel dan hiermee opent, is het schrikken:

Hommage

Koenegracht’s gedichten zijn mooi,
en een remedie
tegen het progressief-artistiek gelul.

De schrik zit hem natuurlijk niet in de appreciatie van Koenegracht, die niet genoeg geprezen kan worden, maar in het bange vermoeden dat Aachenende met dat harde, minachtende ‘progressief-artistiek gelul’ Faverey en alles waar hij voor stond wegzet. Direct op de volgende bladzijde staat dan dit:

Tussen kut en kids

Ik, vuller van je kut,
van je schouders de streler,
de kusser van je mond
van je tieten de heler
en van je hart de dief;
de bevruchter en teler
van het wicht op je schoot;
weet me toch heel gering
tegen leegte en dood,
de mindere van het wijf
al is dan mijn piel
soms de baas in je lijf
en de zalf van je ziel.

Tja, alles mag in poëzie, en veel dichters (Claus bijvoorbeeld) hebben vrijmoedig schuttingwoorden gebruikt, maar het lijkt toch alsof Aachenende hier, omdat het in volstrekte tegenspraak is met het verwachtingspatroon dat bij zijn leeftijd hoort, vooral uitdaagt en provoceert. Het is het kennelijke statement van iemand die niet meer van plan is zich nog iets aan te trekken van een burgerlijke fatsoensmoraal en onbeschaamd gebruik maakt van de vrijheid en onafhankelijkheid die de ouderdom biedt. Dat is prima, maar in een poëziebundel moet dat dan door de kwaliteit van de gedichten ondersteund worden en in dit eerste gedichtje gaat het met dat belachelijke ‘piel’ dat dan ook nog ‘Zalf van je ziel’ zou zijn, grondig mis.
Gelukkig volgt meteen enigszins een revanche. In ‘Ziel’ dicht hij z’n ziel ‘Vreemde intuïties, hersenschudsels’ toe en hij evalueert:

Geen rust heb ik, geen pauze en geen vrede
ik ben op jacht, maar meer nog wòrd gejaagd:
ik ben de prooi van esthetiek en rede,
God’s speeltje, maar door Belzebub belaagd.

Met weemoed telt 61 gedichten, verdeeld over drie afdelingen. De eerste heet ‘Hommage, imprecatie en elegie’ (een imprecatie is een verwensing of vervloeking), de tweede ‘Alleen, maar eenzaam niet’ en in de derde afdeling staan gedichten in het Engels (verreweg de meeste), Frans en Duits.

De gedichten zijn zeer ongelijk van kwaliteit. Al te vaak zijn ze geforceerd, onbeholpen, slap, of flauw en dat soms allemaal tegelijk. Daar staan dan weer veel goedlopende teksten tegenover: grappig, spits, venijnig, maar ook gevoelig en een enkele keer zelfs bepaald wijsgerig. Aachenende maakt de indruk aan die verschillen geen boodschap aan te hebben, hij neemt het zoals het komt:

Oude man

Het maal was goed
en dankbaar is de gast.
Hij heeft geleefd
en hartig toegetast.
Hij proeft van dit
nog iets, en ook van dat;
en tussen scheren, bed en bad,
dicht hij zo nu en dan nog wat.

Een van de sterkste gedichten vond ik ’21 november’, dat in de titel verwijst naar de grootste vredesdemonstratie die ooit op Nederlandse bodem gehouden werd, 21 november 1981. Ook wie er niet bij was, of er geen herinnering aan heeft, kan haar nog altijd meebeleven via De aanslag van Harry Mulisch, of het gedicht ’21 november 1981′ van Jan Eijkelboom uit diens bundel De gouden man (1982).

21 november

De Vrede is een hond
die keft en gromt
en bijt, en laat z’n tanden zien.
Hij blaft en kwijlt
z’n valse taal: de vredeszwendel.

De Vrede ijlt z’n roep vooruit,
hij scheurt het vlees
van ‘t bot: z’n vreten.
Hij kraakt het been. Hij knaagt,
een bloedhond die in meutes jaagt.

Sla hem de tanden uit z’n mond.
De Vrede is een valse hond.

De kwaadheid is hier functioneel en in alle felheid overschreeuwt hij zich niet. Je kunt alleen vraagtekens zetten bij de grammaticaliteit van regel drie.
Al met al was het met de dichter J.C. Aachenende niet onplezierig kennismaken. Als hij een halve eeuw jonger was geweest, had hij kunnen uitgroeien tot de Johan Cruijff van de poëzie. Die andere J.C. zou iets te hoog gegrepen zijn. Hij weet het zelf, getuige de slotregels van de tweede afdeling: ‘Ja de tijd in het licht is maar wind en gerucht/ alleen hijgen en zweet, in de dag op de vlucht.’

***
Met weemoed is te koop in Perdu en bij de dichter zelf, P.C. Hooftstraat 144-I , 1071 CG Amsterdam, tel. 06-33650322. Aachenende doet niet aan internet en is derhalve niet per e-mail te bereiken.

     Andere berichten