Nieuwsgierig naar de Chinese meisjes
door Levity Peters
De werkelijkheid ligt altijd achter het scherm van clichés waarmee wij dagelijks leven. Zij geven een gevoel van zekerheid, geborgenheid, dat we zo hard nodig hebben, dat elke vernieuwing al snel wordt ingekapseld en verwordt tot een nieuw cliché. Wat ooit vernieuwend was in de poëzie ( tachtigers, vijftiger, tieners) is nu gemeengoed. Toch blijven dichters proberen om de feiten van het dagelijks bestaan door middel van hun verbeelding op nieuwe manieren te verkennen en te verbinden. Echte dichters.
Joop Scholten is zich helaas al te zeer bewust van die achterliggende werkelijkheid. Hij benoemt haar al in het eerste gedicht van de eerste reeks ‘Al die chinese meisjes’, dat ik in zijn geheel citeer, omdat het typerend is voor vrijwel alle gedichten in de bundel:
Dat je eindeloos slaapt
eindeloos wakker wordt
dat je denkt
er moeten nog andere werelden bestaan
zwevende waarin ontdaan van zwaarte wij
opstijgen neerdalen versierd
met pauwenstaarten
met de geluiden van bevriende dieren
maar ditmaal van een zoveel hoger
reikende werkelijkheid een zoveel dieper
gewortelde dan de onze
dat iedereen zich wel moet afvragen
of dit – mijn vriend – de echte wereld is en waar
komen al die chinese meisjes vandaan
die slechts lucht spiegelen
heen en weer zwaaiend met hun trapezes
zo licht alsof de dood ermee speelt
zo opgewekt dat deze wereld elke dag
opnieuw iets virtueler lijkt
je denkt
nog in het vallen een vangnet.
Afgezien van de Chinese meisjes die mij opvrolijken door met hun trapezes te zwaaien, maakt het mij moedeloos alleen maar zijn pauwenveren te zien, en echo’s te lezen van gedichten waarin onze wereld de ware niet is, maar waar het ondertussen knus vertoeven is tussen al de clichés waarvan zelfs de dood er één is. Nog speels ook. De dood gereduceerd tot een woord zonder band met de werkelijkheid.
In het gedicht ‘Het nabestaan’ schrijft Scholten er zo over:
Als haar minnaar sterft neemt zij het dode
lichaam draagt het naar een open plek
zij roept de geesten van het luchtruim aan
en de grote vogels komen en zweven
lang boven hem strijken neer
de vogels vreten hem kaal tot op
het laatste bot zij neemt het dode lichaam
als haar minnaar sterft en zij verbergt het
in een linnen zak zij vaart de zee op
tot er niets meer is dan de zee
zij roept de wind aan en de golven
en de zee opent zich de golven
omarmen haar minnaar dragen hem ver
in de diepte zij alleen keert terug
naar het land het dode lichaam
van haar minnaar neemt zij als hij sterft
en brengt het in haar meest intieme kamer
sluit de ramen en de luiken voor de ramen
en het wordt stil
zij roept de duisternis aan
en de duisternis komt en omringt haar
de duisternis neemt haar in zich op
gelijk drie minnaars troost haar de duisternis.
Vergelijk het met volgende gedichtje van de Poolse dichteres Anna Świrszczyńska (1909-1984):
Kom me halen
Toen hij gestorven was,
kwam ik afscheid van hem nemen.
Hij lag stil, rustte
van zijn sterven.
Ik zei
– Als ik doodga,
kom me dan halen
Vertaling Gerard Rasch
uit: Bittere oogst, De Bezige Bij, Amsterdam, 2000
Goddank is er echte poëzie.