Er zijn teksten die je kijk op bepaalde zaken in de wereld veranderen. De magnifieke roman The other hand, van Chris Cleave (in het Nederlands bij Uitgeverij Prometheus verschenen als Kleine Bij) is daar wat mij betreft een goed voorbeeld van. Wie de lotgevallen van de Nigeriaanse vluchtelinge Little Bee heeft gelezen, zal asielzoekers met een andere, mildere blik bekijken, de discussies over “immigrantenproblemen” kritischer volgen.
Iets dergelijks, maar dan op een ander niveau, overkwam mij onlangs met een gedicht over een kraai. Kraaien – dat waren toch brutale, onheilspellende vogels die vroeger het liefst op galgenvelden lijken pikten en tegenwoordig vooral bij snelwegen rondhingen?
Maar die indruk veranderde toen ik het gedicht ‘‘s Nachts krijst een kraai’ las. Daar zat dat, nu haast aandoenlijk eenzame beest: in een bladerloze boom, van honger schor, met vleugels zwaar van ijs, terwijl wij – de papegaaien – lekker binnen zaten:
Laat keert hij terug over de muur, naar
zijn gevaarlijke slaapplaats in de tuin.
Op de bladerloze boom, wit van maanlicht,
bedekt glibberige rijp de zwiepende takken.
Van honger schor krijst hij met schrale keel.
Laag vliegt hij aan met vleugels zwaar van ijs.
In de fraaie zaal zitten de papegaaien
onwetend van wat koude is, of warmte.
De naam van de dichter, Bai Juyi, zei mij niks. Het bleek om een hoge Chinese ambtenaar te gaan, die 12 eeuwen geleden leefde (772-846) en nog veel meer fraaie gedichten op zijn naam had staan. Sterker, in totaal zijn er maar liefst 2800 teksten van hem bewaard gebleven.
Het is de verdienste van vertaler Daan Bronkhorst dat wij hier nu aandacht kunnen besteden aan deze dichter, wiens werk de spreekwoordelijke tand des tijds voorbeeldig heeft doorstaan, maar die gek genoeg nog helemaal niet zo bekend is in ons taalgebied.