LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Over taalluikjes, het recht en krokodillen

22 mrt, 2012

Hanneke van Eijken (1981) zit dagelijks achter de schrijftafel, waar ze het poëtische ambacht met het wetenschappelijke combineert. Maar niet alleen is ze aan de schrijftafel te vinden, ook kom je haar tegen in literaire tijdschriften en is ze te zien op literaire podia. Zo stond ze in 2011 nog in de finale van het NK Poetryslam. Eveneens organiseert ze iPoetry Live, een tweemaandelijkse literaire voorstelling van het Poëziecircus in Utrecht. Meander sprak met haar.

Je schreef ons dat je opgroeide ‘in een piepklein dorpje in Zeeland’. Ik dacht, ze zoekt, behalve in haar gedichten, ook in de beschrijving van zichzelf naar poëzie.
Misschien heb je gelijk. Het is in ieder geval ook een oude gewoonte, omdat vrijwel niemand het kent die niet uit de omgeving komt. Het dorp heeft inmiddels 750 inwoners, geloof ik, maar toen ik er opgroeide nog minder. Het heet Zonnemaire, genoemd naar het water dat vroeger tussen de eilanden Bommenede en Schouwen stroomde, de Sonnemare. Dat water is inmiddels verzand en de oorspronkelijke vier eilanden vormen nu het eiland Schouwen-Duiveland. Dus eerlijk gezegd vind ik die naam en zijn oorsprong veel poëtischer dan de beschrijving in mijn biografie.

Je schrijft aan een proefschrift over de constitutionele betekenis van Europees burgerschap. Vervolgens publiceer je bij ons een gedicht over Europa. Zijn je poëzie en je promotie-onderzoek zo verbonden als het aan de oppervlakte lijkt?
Ja en nee. Mijn schrijfsels als jurist zijn vaak bloedserieus, in ieder geval voor een poëtische lezer. Er zijn geen krokodillen die schuiven in mijn wetenschappelijke artikelen, laat staan dat er mannen regen komen maken. Tegelijkertijd is er natuurlijk wel een overlap.
Het gedicht ‘Op de rug van een stier’ is één van de gedichten die regelrecht uit mijn Europees-rechtelijk hart komt. Mijn proefschrift gaat over Europees burgerschap. Eén van de problemen in Europa is dat weinig burgers zich verbonden voelen met Europa. Wat helaas vaak over het hoofd wordt gezien, is welke voordelen we allemaal dagelijks hebben vanuit diezelfde Europese Unie. Die wetgeving wordt vaak voor lief genomen, net als het gemak waarmee we zelf grenzen overgaan in Europa zonder dat we bijvoorbeeld geld hoeven te wisselen of langs de paspoortcontrole moeten. We leven als godenkinderen die zijn vergeten zijn wie hun vader is. Dat onderwerp ligt me nauw aan het hart—het is dan ook terug te vinden in mijn gedichten.
Er komen ook regelmatig grenzen voorbij in mijn poëzie, waar mensen aan kleven of juist aan voorbij trekken, net als in Europa. De gedichtenreeks ‘Dit huis’ waarvan één gedicht hier is opgenomen, is daar een subtieler voorbeeld van. In de serie van zes gedichten staat centraal hoe huizen bewoners soms letterlijk laten verdwijnen in grenzen van steen. In andere gedichten wordt er juist uit de ramen en de keldervloer van het huis gebroken.

Hoe is het om een baan waarin je dagelijks in de boeken en achter je schrijftafel zit, te combineren met poëzie?
Als ik poëzie schrijf, ben ik echt in een andere context aan het schrijven dan wanneer ik aan mijn proefschrift werk. Alsof het verschillende taalluikjes in mijn hoofd zijn. Er zijn grote verschillen in taalgebruik en doelgroep. Een groot verschil is trouwens ook de taal zelf: mijn proefschrift schrijf ik in het Engels en mijn poëzie is helemaal Nederlandstalig. Het is echter wel eens gebeurd dat ik in een hoofdstuk over rechtelijke toetsing bepaalde woorden koos vanwege het beginrijm, omdat ik de dagen ervoor veel poëzie had gelezen en geschreven. Dus de oplettende lezer zal in mijn proefschrift vast en zeker poëtische sporen kunnen vinden—al zorg ik ervoor dat alle enjambementen zorgvuldig zijn geschrapt, voordat ik het naar mijn promotor stuur! Er komen trouwens wel enkele metaforen terug in mijn proefschrift, dus zo gortdroog is het gelukkig ook weer niet.
De link tussen het recht en de taal is sterk, en zeker in het recht van de Europese Unie. Het gaat in mijn werk als jurist vaak om vragen over interpretaties van wetteksten die in verschillende taalversies te vinden zijn en de toepassing daarvan in nationale rechtssystemen. Het belangrijkste hulpmiddel voor mijn onderzoek is dus taal en interpretatie van formuleringen in wetteksten en vooral in rechtspraak.
Bij poëzie gaat het ook om interpretatie, maar in omgekeerde volgorde. In poëzie mag bewust ruimte zijn voor eigen invulling en beelden. In het recht blijft natuurlijk ook ruimte voor interpretatie, maar idealiter is die interpretatie uniform, zodat bijvoorbeeld de rechtszekerheid gewaarborgd is.
In het recht heeft taal de functie om ordening aan te brengen, terwijl poëzie juist de werkelijkheid naar hartenlust kan vervormen. Die verschillende manieren om met taal om te gaan versterken elkaar vaak in mijn geval. Soms mengen de taalluikjes met elkaar, maar dat levert dan in ieder geval interessante zinnen op.

In je gedichten combineer je beelden die zeer alledaags zijn met beelden die regelrecht uit de fantasie lijken te komen, zoals, in ‘Weerman’, de observaties over schepijs en kaplaarzen naast adem die ‘metershoge krokodillen op een hoop’ schuift. Hoe vind je je balans tussen die soorten beelden?
Ik weet niet of dat wel zulke verschillende beelden zijn voor mij. Het is eerder een continuüm. Wat ik interessant vind, is waar de werkelijkheid gaat schuren tegen het vreemde, tegen vreemde beelden die we allemaal wel kennen. Wie droomde er niet als kind van krokodillen onder het bed of enorme reuzen die je zouden ontvoeren? Of wie heeft als kind niet gedacht dat je de wind of de zee moest geruststellen? Het is allemaal onderdeel van ons brein, dat we steeds meer onder controle hebben gekregen naarmate we ouder werden, maar die beelden zijn er nog steeds—laten we zeggen, in ieder geval bij mij.

Je bent vaak te zien op verschillende podia in het hele land. Wat was je leukste optreden?
Afgelopen september trad ik op tijdens de museumnacht op de Domtoren. Dat was een magisch optreden: op 70 meter hoogte midden in de nacht met Utrecht aan onze voeten. Als het publiek naar beneden ging zaten we met de dichters en een fles kruidenbitter te wachten op de volgende groep. Ook het optreden op Lowlands afgelopen zomer was fantastisch! Toch te gek om na je optreden nog even bij Skunk Anansie te gaan kijken, dat gebeurt niet elke dag.

Naast bekendheid in het podiumcircuit ben je ook op papier en online te vinden, zoals in Plebs, Krakatau en Tzum. Tijd voor een volgende stap, een bundel bijvoorbeeld?
Ah, de bundelvraag! Ik ben bezig met het samenstellen van mijn debuutmanuscript. Er sneuvelen heel wat gedichten deze dagen. Het voordeel is: er komen er ook nieuwe bij tijdens dit proces.
Het zou wel grappig zijn als er uiteindelijk een package deal zou komen: een debuutbundel en proefschrift die dan samen voor een mooie prijs kunnen worden aangeschaft. Dan mogen de Europese juristen allemaal mijn debuutbundel lezen en krijgen de poëzieliefhebbers er een juridisch proefschrift over Europees burgerschap bij cadeau.

     Andere berichten

Interview Liesbeth Huijer

Interview Liesbeth Huijer

‘Bij poëzie voelt het alsof je meer ruimte hebt dan bij proza.’ door Mirthe Smeets   Liesbeth Huijer, literair vertaalster uit het...

Interview Gerry van der Linden

Interview Gerry van der Linden

‘Poëzie is voor mij ademhalen’ - door Cora de Vos   Gerry van der Linden (Eindhoven, 1952) is dichter, schrijver en beeldend...