LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Job Degenaar – Handkussen van de tijd

26 aug, 2012

Recht in de armen van de zon

door Joop Leibbrand

Job Degenaar (1952) schreef de bundels Bericht voor gelovigen (De Beuk 1976), Het wak (U.M. Holland 1980) en ’t Vlak ligt klaar (Opwenteling 1989). Nadat uit deze drie bundels in 1991 een Poolse bloemlezing werd samengesteld, verschenen bij Thomas Rap De helderheid van morgens (1992), Van de arena en het lastdier (1995), Dus dit is zomer (1998) en Huisbroei (2003). Zijn achtste bundel, Vluchtgegevens, verscheen medio 2011 bij Liverse, waar al eerder (2009) de bloemlezing Handkussen van de tijd uitkwam. Dit jaar verscheen hiervan een nieuwe editie, die o.a. met 41 ongebundelde gedichten werd uitgebreid. Maar omdat de uitgever kennelijk Vluchtgegevens niet al na een jaar wilde kannibaliseren, ontbreken de gedichten uit deze laatste bundel. Jammer, want zo heb je niet de complete Degenaar in één bandje.

Op Contrabas deed Chrétien Breukers naar aanleiding van de verschijning van de uitgebreide editie van Handkussen van de tijd een poging te verklaren waarom Job Degenaar, die hem een ‘in zekere kring’ al jaren gewaardeerde dichter lijkt, toch niet helemaal wil ‘aanslaan’. Het zou kunnen komen, zo stelt hij, doordat de keuze voor zijn uitgevers hem te weinig ‘symbolisch kapitaal’ heeft gebracht: ‘Van bijna-geen (De Beuk) via een beetje (U.M. Holland) en heel weinig (Opwenteling) naar redelijk veel (Thomas Rap) en, tot slot, een stapje terug (Liverse).’
Hoewel Breukers dat laatste dan weer direct arbitrair verklaart, omdat je Liverse geen ‘kleine’ poëzie-uitgever kunt noemen. Dat is Liverse inderdaad ook niet, maar tegen de status van uitgevers als Querido, De Arbeiderspers, De Bezige Bij of Meulenhoff is het moeilijk opboksen. Daarnaast zag Breukers de mogelijkheid onder ogen dat Degenaars werk voor critici misschien niet ‘verontrustend’ genoeg is en ook niet zo ‘helder’ en ‘suggestief’ is, als Adriaan Jaeggi ons in zijn recensie van Huisbroei wilde doen geloven.

Uit de ruim tweehonderd gedichten van Handkussen van de tijd rijst het beeld op van een consistent dichterschap. Niet altijd even bevlogen, maar ambachtelijk sterk, vaardig en degelijk, steeds zintuiglijk en picturaal gericht. Degenaar toont zich in de eerste bundels vooral een goed observator. Scherp waarnemen leidt tot scherpe beelden, zoals ‘zon die zich// ontlaadt in de rivier, duizend/ naalden in het netvlies’, of ‘de streekbus die ieder uur/ een doos vol licht bezorgt’. Het zijn haast haikuachtige formuleringen van een dichter die zich opgenomen voelt in de natuur, maar in zijn natuurlyriek niets ‘zoetigs’ heeft.
Al vrij snel ontwikkelen zich duidelijk herkenbare thema’s, zoals liefde en – onvermijdelijk – teloorgang van die liefde. Het volgende gedicht toont Degenaar op zijn best: helder, concreet, verrassend.

Fenomenaal

Soms komt de liefde
uit de diepte stijgt ze op

zoals een vrouw
per roltrap naar de mode

Later zie je haar ineens
op het dek staan van een vrachtschip

schuift ze zingend onder een brug uit
recht in de armen van de zon

uit: De helderheid van morgens, 1992

Naast de liefde wordt het beleven van de tijd al snel een duidelijk motief, ook in combinatie met reizen, en worden er steeds meer biografische elementen toegelaten. Ik bespeurde bij mezelf een groeiende waardering voor deze poëzie, die wellicht haar hoogtepunt beleeft in de bundel uit 1995, Van de arena en het lastdier. Opvallend vond ik daarin de mooie, beheerste toon, bedachtzaam, verzorgd. Allerminst wereldschokkend, inderdaad niet vernieuwend, maar aangenaam licht filosofisch:

Media vita

Op een dag vonden we aanwijzingen
dat een onvindbare ons gemaakt had
die in alles beter was, zorgzaam
als een tuinder ons omgaf
en kwam halen op het laatst

we gingen patrouilleren, zochten
bij liefdes, idolen, idealen
doch overal eendere taferelen
als in de spiegeling van zeeën

Maar later, tussen de dagelijksheden
toen de aarde krachtig was doorbloed
kwam hij weer even om de hoek

In het begin van de bundel Dus dit is zomer lijkt Degenaar zich iets te forceren, neemt het ‘literaire’ al te nadrukkelijk toe: ‘Vannacht onder de sterren/ het aards verzet gezien// magistrale rusteloosheid/ in een roes van ritme steunend/ op het broze rijm van liefde/ de ogen sluitend voor daarna’.
Er lijkt soms ook iets van vermoeidheid in te sluipen, waarbij de vergankelijkheid haar rechten opeist. Enkele persoonlijke gedichten, o.a. over de vader, maken echter veel goed.

Huisbroei vind ik regelmatig minder, omdat het vaak lijkt alsof Degenaar de soepelheid en natuurlijkheid van het vroegere werk deels kwijt is. Het is, zou je kunnen zeggen, nog altijd wel ‘bekwaam’ geschreven poëzie, maar een tikkeltje obligaat, stijf, bedacht. Symptomatisch is dat hij hier regelmatig het eigen schrijverschap als onderwerp kiest en dat is toch vaak een teken van afnemende inspiratie.

Wachten op een zee

Een half leven lang
fossiele haaientanden gezocht
langs de vloedlijn bij Cadzand:
stil begin tussen rinkelende schelpen
uit de diepten losgewoeld

Komt een man vandaag met glimmende
spade, graaft z’n lichaamslengte diep
naar oude lagen, haalt die op, zeeft ze
en vindt in één middag meer
dan ik in een decennium

Graven en zeven: zou dat nu proza zijn
en mijn omweg poëzie?

De laatste regels halen naar mijn gevoel een gedicht dat heel veel potentie heeft, volledig onderuit.

Over de afdeling met ongebundelde gedichten moet ik streng zijn. Om te beginnen ontbreekt iedere verantwoording ervan; er is geen datering, er wordt niet duidelijk of ze alle uit portefeuille komen, of dat ze wellicht eerder wel al in tijdschriften werden gepubliceerd. Maar dat is het minste bezwaar. Veel erger is, dat al snel mijn leeshouding volstrekt veranderde. Waar ik eerst voornamelijk met instemming las, noterend wat me beviel, voelde ik me nu al snel steeds kritischer worden, kribbig zelfs. Met name de serie ‘beroepsgedichten’ detoneert en ook de afdeling light verse (‘licht zinnige gedichten’) had wel geschrapt mogen worden.

Liever beoordeel ik Degenaar op alles wat wél goed is. Dat is zoveel, dat het hem voldoende kapitaal verschaft om voortaan beschouwd te worden als een van onze toonaangevende dichters. Misschien niet de top, maar dan toch altijd nog de zeer verdienstelijke sub-top.

 

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...