LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Poep aan de stoel

4 sep, 2012

Lize Spit (1988) studeerde scenario aan het RITS in Brussel. Sinds vorig jaar volgt ze les aan de Schrijversacademie in Antwerpen. Ze ontving VAF-subsidies voor het schrijven van een langspeelfilm en won dit jaar de voorronde Leuven van Write Now!. In de Volkskrant werd ze door Simone van Saarloos ‘het literaire talent’ van nu genoemd.

Lize, allereerst van harte proficiat met de successen van de afgelopen tijd. Welke daarvan springt er voor jou het meeste uit?
Mocht ik een dagboek bijhouden, dan zou ik op 31 december het besluit noteren: ‘2012, het jaar waarin de dingen eindelijk beginnen te lukken’. Fijn dus.
Maar er eentje kiezen? Dan denk ik dat mijn finaleplaats bij Write Now! een stevig duwtje in de rug was. Sinds mijn deelname kwam mijn schrijven in een stroomversnelling terecht.
Met de scenariosubsidies ben ik ook opgelucht, want in zo’n subsidieaanvraag kruipt veel tijd. Met behulp van de subsidies kan ik het komende half jaar thuis zitten schrijven, en kan er toch nog kaas op mijn boterhammen. Dunne schelletjes wel, hoor.

Ook werd je in de Volkskrant ‘het literaire talent van nu’ genoemd. Dat voelt vast geweldig?
Ja, de avond van de recensie lag ik in bed nog te glimlachen. Maar toch kan ik het best relativeren. Uit Nederland kreeg ik mails van familie waarvan ik zelfs niet wist dat ik ze had, in België hebben hooguit twee mensen de recensie uitgeknipt. De twaalf andere Belgen die van de recensie wisten, zijn zij die de door mij uitgeknipte twee recensies onder hun neus geduwd kregen.
Het is niet dat ik door zo’n bevestiging zelfzekerder word. Telkens als ik aan iets nieuws begin, heb ik het gevoel dat ik me moet bewijzen. Altijd is er dat dieptepunt waarbij ik hoop dat ik in een tafelpoot verander, maar ook dat moment dat ik er wel weer in ga geloven.

Hoelang schrijf je al?
Schrijven doe ik wel al een tijdje. Als kind gedichtjes op de wc-kalender van 11.11.11 na-apen en hopen dat niemand het merkte. Wat ik tot voor kort altijd gebruikte om mijn roeping als schrijfster te verantwoorden, was dat de juf van het vijfde leerjaar moest huilen nadat ik in de klas mijn limerick voorlas. Het is pas een dik jaar geleden dat ik zelf eens zat te huilen zonder reden en plots bedacht: ‘Misschien had die juf toen ook gewoon last van haar hormonen?’ Dat moest ik wel even van me afzetten.
Eigenlijk is het sinds een jaar dat ik – na even broeden – m’n vertelstem heb gevonden. Wat ik nu moet doen, is van m’n nest komen en blijven schrijven. Ik heb nog niet lang het gevoel met mijn werk naar buiten te willen treden. Een half jaar geleden plaatste ik recent werk op een website, en dat was een moment waarop mijn vrienden en familie voor het eerst wisten waar ik eigenlijk mee bezig was.
De schrijfacademie is een fijne plek om naar buiten te komen met je werk. Iedereen is daar oprecht geïnteresseerd in wat de andere maakt, en dat is een veilig gevoel. Want er is niets zo ontmoedigend als iemand een tekst opsturen, en dan tot de ontdekking komen dat die persoon de tekst gewoon niet leest. Ja, dan voel ik me lullig.

Zie je jezelf behalve als scenarist en prozaïst ook echt als dichteres?
Dichten brengt me een ander soort voldoening, vergelijkbaar met parelen. Met parels kan ik prullen en als het op niets trekt, knip ik gewoon het draadje door en gebruik ik de parels voor wat anders. De dichteres in mij is wat minder ambitieus, waardoor het soms zelfs fijner is om aan poëzie te werken, maar vaak moet het ook wel – in drukkere periodes – als eerste plaats ruimen voor andere dingen.
Ik heb wel altijd een mapje op mijn bureaublad staan met als naam: ‘Waar ik nog een gedicht over moet schrijven’, en daar stapelt zich van alles op. In periodes waar ik nood heb aan korte prikkels, lees en schrijf ik veel poëzie. Vooral in de winter.

Hoe zou je jouw stijl omschrijven?
Mijn stijl is gedetailleerd, gecondenseerd, helder, beeldend, suggestief. Soms wat te gepolijst ook en te lieflijk, daar moet ik nog aan werken.
Ik weet vooral mijn stijl te benoemen van hoe anderen hem beschrijven. Ik probeer er zelf niet te veel over na te denken, want dan ga ik twijfelen bij het schrijven: ‘Ligt dit wel in mijn stijl’.
Mijn scenarioachtergrond sluipt in mijn teksten. Sommigen vinden dat positief, sommigen vinden dat storend. Ik schrijf zoals ik denk, met veel associaties, maar probeer wel suggestief te blijven.
Vaak ben ik jaloers op andermans schrijfstijl. Laatst las ik een kortverhaal van Olga Kortz en wou ik heel de dag niets anders dan ook zo’n droge tante zijn.

Wie is in elk genre dat je schrijft je grootste held?
Ik vind het moeilijk om er een goede scenarist uit te pikken, omdat een goede film vaak het resultaat is van veel getalenteerde mensen samen. Als ik iemand moet kiezen, is het Alan Bal. Vooral om wat hij in Six Feet Under bewijst. Alles is naadloos geschreven en zo goed gekozen. Nadat de serie afliep werd ik een week later nog wakker met het gevoel alsof er een goede vriend gestorven was. Zijn personages zijn gelaagd, kruipen onder je huid.
Judith Herzberg is ongetwijfeld mijn grootste poëzieheld. Ik heb afgelopen jaar al twee keer een bundel van haar gekocht, maar dan meteen weggegeven omdat ik vind dat iedereen haar moet lezen! Ze schrijft zo helder over herkenbare inzichten en ook humoristisch. Ik zou graag eens een dag in haar hoofd vast komen te zitten, het lijkt me heel leuk daarbinnen.
Voor proza heb ik niet één lievelingsschrijver. Elke keer als een boek me raakt, wordt de schrijver een held tot ik een volgend boek lees waarvan ik denk ‘Shit, kon ik ook maar zoiets schrijven’. Momenteel is mijn held David Pefko, want ‘Het Voorseizoen’ was het laatste boek waarvan ik ondersteboven was. Voordien was het Jonathan Coe.

Heb je veel plannen?
Ik heb nu wel mooi mijn halftijdse job opgegeven om te gaan schrijven, maar echt schrijfzekerheid heb ik maar tot januari 2013. Tot dan zal ik dagelijks aan mijn scenario schrijven, ’s avonds lessen volgen aan de academie, en met het overige beetje discipline een schrift vullen met ideetjes voor een – ik durf het bijna niet hardop te denken – roman.
En o ja, ik wil iets heel – voor mij – averechts gaan doen, zoals acrobatie of badminton. Dan maak ik eens wat plaats in mijn hoofd, en groeit ook mijn poep niet vast aan m’n stoel.

Ga naar de website van Lize.

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...