De trouwring van je vader
door Wilma van den Akker
In de bundel Een huis verlaten van Jos Versteegen ruimt een zoon de spullen van zijn overleden ouders op en schetst aan de hand van de voorwerpen die hij tegenkomt portretten van hen. Je kunt je voorstellen dat hij als kind zijn ouders bij het gebruiken van de voorwerpen eindeloos bestudeerd heeft. Als volwassene komen de herinneringen naar boven. De moeder komt het meest aan bod. Een voorbeeld, uit de sectie ‘Warmte in de stof’:
Strijkbout
Dit is haar strijkbout, zonder lampje,
het snoer bekleed met grijze stof
die over twintig centimeter
rafelt: daar liggen draadjes bloot,
gebarsten plastic, bruin en geel.
De strijkbout in haar rechterhand,
de onderzijde naar zich toe
alsof ze in de spiegel kijkt
en dan haar bolletjes van spuug
die dansen op het hete ijzer.
Ze legt een theedoek op je hemd,
je broek. Het sissen en de stoom,
de kleine wolken of zij daar,
achter die uitgeklapte plank,
schort voor, iets heiligs staat te doen.
Zij schuift de warmte in de stof.
Er spreekt veel eerbied uit voor de moeder. De gedichten die herinneringen aan haar oproepen zijn de meerderheid. Dat roept meteen de vraag op, of de liefde voor de moeder groter was. Een andere verklaring: als huisvrouw was zij vaker zichtbaar voor het kind. Traditioneel werken vaders buiten de deur. En hier worden traditionele, oer-Hollandse taferelen geschetst: moeder aan het koken en aan de strijk, vader doet handjeklap op de veemarkt, rookt en speelt kaart. De eerbied voor beide ouders neemt verschillende vormen aan. Naast huishoudelijke voorwerpen worden ook voorwerpen bedicht die van vader zijn geweest, een polshorloge, een portemonnee. Of voorwerpen die door beide ouders werden gebruikt, zoals oude stukken zeep die nu in gebarsten tongen zijn veranderd.
Vader wordt minder ‘heilig’ geschetst dan moeder, lees bijvoorbeeld:
Asbak
De sigaret plakt aan zijn onderlip,
hij knijpt zijn ogen bijna dicht,
deelt kaarten uit: een nieuwe ronde.
Je ziet een klein, oranje vuur
dat in zijn mond wil kruipen, lijkt het.
Hij zwijgt. Rook langs zijn neus en voorhoofd.
En dan opeens zijn linkerhand,
smijtend: een troef op tafel.
De stompen van zijn bolknaks, groot,
die onder duimen zijn geplet,
de sigarettenpeuken, krom,
als reddeloze witte knietjes,
in deze asbak op de kamertafel,
op zondagmiddag, als je vader
wint van mannen uit de buurt.
Ook hier roept het voorwerp, de asbak, een zee van herinneringen op. De vader wordt krachtig neergezet. Een winnaar die met kaarten smijt en sigaren of sigaretten platdrukt. Een man die ontzag afdwingt. Iets minder krachtig komt de vader naar voren uit het vierluik ‘Kunstleren fauteuil’: […] Daar ligt hij na / de pudding en de sigaret, / met bruine sokken, broekknoop los. //
Beide ouders worden geëerd in deze bundel. In de laatste sectie, vijf gedichten onder de noemer ‘Wie het vuur ontsteekt’ komen alle voorwerpen nog eens samen: het deel van de voorwerpen dat naar de vuilverbranding gaat, het deel dat nog bruikbaar is en meegaat, tot en met de trouwring van vader, die bijna stiekem aan zijn vinger wordt gestoken.
Laatste wens
[…]
Het is misschien niet toegestaan,
maar aan je vinger, in het licht:
de trouwring van je vader,
zes gram, met krassen van zijn werk.
Spreekt hier aan het einde van de bundel het jongetje dat met zijn moeder had willen trouwen?
***
Jos Versteegen (1956) debuteerde met de voor de C. Buddingh’-prijs genomineerde bundel Voorgoed volmaakt.
Een huis verlaten vormt een drieluik met Slapen bij een warme man (over zijn moeder) en Zijn overhemden op jouw huid (over zijn jeugd op het platteland).