Het moeilijke van eenvoudige gedichten
door Levity Peters
Het is als bij sport. Goed spelen kun je pas wanneer je de techniek van het spel beheerst. Goed dichten kun je pas wanneer je jezelf zo getraind hebt, dat je zelfvertrouwen hebt bereikt en vertrouwen hebt gekregen.
Het is niet alleen een kwestie van techniek. De techniek moet je kunnen vergeten. Net als bij sport heb je de juiste drive nodig, intuïtie en discipline. Je moet met de juiste woorden met de juiste klanken in het juiste ritme kunnen uitdrukken wat je beoogde, open staan voor ingevingen, maar alles wat niet binnen de structuur van het gedicht past kunnen wegstrepen. Je moet jezelf al schrijvend kunnen verrassen.
Nou ja, moet… Zo denk ik erover.
Ik hou van lichte gedichten, speelse gedichten. Ik hou van de gedichtjes van Pierre Kemp. Richard Minne is mij als dichter dierbaar. Ernst Jandl was een favoriet. Joan Brossa. Leo Vroman. En niet te vergeten Daniil Charms, de man die van het dak viel. De vrijwel vergeten Nobelprijs winnaar Rabindranath Tagore, die lichtheid, warmte en tederheid wist over te brengen. De ironische Chileen Nicanor Parra, die hilarische anti-poëzie heeft geschreven. De woordspelige Oskar Pastior…
Het bijzondere van deze dichters is, dat ze bij alle speelsheid waarmee zij dichtten, nooit de schrijnende ondertoon van het leven verloochenden. Sterker: het ging hen erom die te overwinnen middels het dichten. Dat was het doel waarop zij aanlegden. Hun poëzie kon het leven aan.
Een simpel voorbeeld van Ernst Jandl:
en rinks kan men niet
velwisseren.
Was een dwaatheid!
Hoe riskant het is wanneer een dichter die a) de taal niet zo beheerst dat hij ermee kan spelen, b) zich van richting noch doel bewust is, tóch probeert om lichte poëzie te schrijven, werd mij duidelijk toen ik de bundel Eenvoudige Gedichten van Eelke van Es las.
Het eerste gedicht van de bundel:
Eendje
Er ligt een eendje in het ijs,
ooit ging hij hier te water.
Hij waggelde wat eigenwijs
en hield nooit eens zijn snater.
Hij bedelde om drank en spijs,
hij maakte graag theater.
Nu ligt hij peinzend in het ijs,
een schouwspel op het water.
Zijn moeder stierf onder gekrijs,
zij gaf zich aan een kater.
Maar onze held keek uit naar later.
Dit is het einde van de reis.
Er ligt een eendje in het ijs.
We leven in een tijd dat er veel over doelgroepen wordt gesproken. Dit lijkt mij geen gedicht dat op een volwassen lezer gericht is. Maar ook de jongsten onder ons dien je serieus te nemen. Het schrijven van kindergedichten is geen sinecure.
Een eendje dat bedelde om drank, nu dood is, en toch maar blijft peinzen, komt op mij vreemd over. Daarnaast rammelt het dichtwerk. Lees maar eens hardop. Misschien heeft de dichter dit gedichtje geschreven toen hij zelf nog heel jong was. Kan.
Ik had het al over Daniil Charms. Die kreeg in de voormalige Sovjet-Unie een publicatieverbod opgelegd vanwege een kindergedichtje. De censuur kon goed lezen. Het gedichtje was geworteld in zijn geterroriseerde bestaan. Bij teveel gedichten van Eelke van Es vroeg ik mij af hoeveel band zij hebben met zijn werkelijkheid:
Op tijd
In complete beheersing,
de karateka op het spoor.
Op tijd dit keer,
de trein
sidderend in zijn habijt.
Tuut-tuut-tuut
eeuwigheid.
Let wel, het gaat hier over zelfmoord. Ik kreeg de indruk dat hij zich van eventuele oorzaken noch van de impact van zo’n tragedie bewust is. Anders had hij daar niet zo over geschreven. De werkelijkheid lijkt sowieso achter zijn horizon verdwenen, gezien de trein die sidderend in habijt ‘tuut-tuut-tuut’ doet.
Ik heb weleens een tijdje naar een jongetje staan kijken dat, volledig opgegaan in zijn spel, een bal wegschopte, achterna rende, wegschopte, er achteraan vloog, waar de bal ook heen schoot; onvermoeibaar. Zolang je in je eentje speelt is dat geweldig. Er staat niets op het spel. Het was een heerlijke roes waaraan het joch zich overgaf.
Bij Eelke van Es kreeg ik de indruk dat de gedichten vaak bij toeval hun vorm hadden gekregen. Achter elke inval rent hij aan, verrast door het bijzondere karakter van de ingeving die in zijn ondoorgrondelijkheid wel garant moet staan voor betoverende poëzie:
waar pappa staat te pissen
in ‘t lijf dat ik het meest zal missen,
Voor mij minstens zo onnavolgbaar is het volgende gedicht.
Rampen staan hoog
langs ieder ander woord
los lopende
gekwesten metselen
tot we geen muur meer zien
tot een uur of tien
als de avond droogt
onder de felle lampen
zo bidt het kind aan huis
bij de nuttiging van brood en dier
Hier staat gelijk aan dood
dood is gelijk aan brood
brood staat gelijk aan voer
voer staat gelijk aan dier
dier is gelijk aan hier
De rampen staan hoog langs ieder ander woord.
Enzovoort.
Wie het begrijpt mag het zeggen.
Eenvoudige gedichten zijn zeldzaam.
***
Eelke van Es (1979), gemeentedichter van Emmen, werkt aan de universiteit Groningen als onderzoeker en docent bij de vakgroepen Engels en Kunst, Cultuur en Media (KCM). Hij is gepromoveerd op de poëzie van George Herbert (1593-1633), een zeventiende-eeuwse Engelse dichter, geleerde en dominee die gedichten wenste te schrijven voor de ‘gewone lezer’.