De omfloerste arrogantie van Langpootmug
door Levity Peters
Soms is het triest dat je als recensent verplicht bent om een bundel verschillende keren te lezen.
Toen ik de dichtbundel DE MOND VAN DE WAARHEID open sloeg las ik:
DE EGO – EMO
Het beest is muf.
Het feest is duf.
De geest is suf.
Wie keest heeft puf.
Wat leest de juf?
Ik schoot in de lach. En las verder. De vijfde strofe gaat zo :
De gast heeft weet.
De spast ruikt zweet.
De cast is great.
Wie wast hun reet?
Het lachen was mij toen al enigszins vergaan. Het was toch wel een beetje erg flauw. Maar er wachtten mij nog enkele dijenkletsers zoals:
LENTESYMPHONIE
Roekoe roekoe
Zongen de dichters
In de bomen.
fiedeldie fiedeldoe fiedelda
Fiedelden de violen
In de ovens.
Niiiii twonnnnng!
Sprongen de meisjesharten
In hun dromen.
Scrôot scrût wangwang ecke!
Basten de mannenscrotums
In het oude Rome.
Want de lente was in het land gekomen.
Ik geef toe: ik schoot ik in de lach. Maar toen kende ik hem: de grap.
De rugtekst vermeldt dat hij ‘In het spook van de vrijheid’ verschillende stijlen bleek te beheersen: licht absurdistisch, liefdessonnetten en autobiografische praatpoëzie. ‘Vooral de sonnetten zijn fraai. Bindervoet doet denken aan de Portugese dichter Pessoa.’ (HDC Media)
Ook in DE MOND VAN DE WAARHEID staan sonnetten. Op zoek dus naar de Hollandse Pessoa.
ORANJESLUIZEN
We gingen Tjitske haar verjaardag vieren
En ik verloor mijn zonnebril.
Er zweefde meeuwen boven mij als gieren,
Een meerkoetje slaakte schril een kwade gil.
Ik was verduisterd van de dijk gerold
En vederlicht verlicht weer opgestaan,
Alsof het kilste ijs ter wereld smolt
Omdat mijn voorzetstuk was afgegaan.
Er iets van merken deed ik pas in Oost.
Ik zei de jarige gedag, getroost
Aanvaardde ik de terugtocht waar zij stond.
Ik wist precies waar ik gevallen was,
De berm van stukgevroren, pisgeel gras
Waar ik mijn zonnescherm ontzet hervond.
En ik ben ontzet dat een talent als Bindervoet zijn talent zo vergooit. Deed hij maar denken aan Pessoa! Al zou hij maar zijn idolen als voorbeeld nemen: al probeerde hij maar om in de richting van een Joyce te komen, iets te schrijven, iets geestigs, dat in de verte mag ruiken naar Carroll… Iets intelligents waar Pound hem een schouderklopje voor zou hebben gegeven.
TABLEAU DE LA TROUPE – Fabeldieren in rouw om doctor Boktor,
ontploft in een web van woorden en toen weder
opgeflonkerd als avondster in het firmament der dichteren.
Ze waren er allemaal,
Na de dienst,
Op het terras van het Praathuis,
Tegenover de Dierenbosse Boekwinkel,
In de neerslachtige zomerzon.
Spekkie Bigmans was er, de stadsdichter van Amsterdam
Die, met recensentenoog om zich heen spiedend,
Zat af te geven op ‘het gesnotter’
Van Rambam de Brilslang,
De stadsdichter van Nederland
En de wijste van de dieren des velds;
Dit gaat over de uitvaartdienst van Gerrit Komrij, en Ramsey Nasr door emotie overmand, die probeerde zijn gedicht voor de door hem bewonderde dode dichter voor te dragen.
Elke aanwezige schrijver kreeg een door Bindervoet bedachte naam: Dieter Foxma, Jack Hals, Flappie de Blurphond, Maarten de Doorbitch, enz., drie pagina’s lang. Leuk?
Dat was dit bij eerste lezing al niet. Op wel meer plaatsen blijkt dat naar beneden trappen een hobby van Bindervoet is: gemakkelijke prooien uit de jaren zestig en zeventig, zoals Gert en Hermien Timmermans, De Volendamse Cats, B.Z.N., George Baker, ook nog Jan Smit…
Ik vind het tragisch, dat een talent als Bindervoet zich blijkbaar zo moet verlagen om iemand te zijn. En dat hij blijkbaar verder niets te melden heeft. Laten we deze bundel vergeten, en hopen op betere tijden voor Bindervoet, waarin hij op zichzelf kan staan, niet meer verbitterd en verliteratuurd is, en met zijn hart kan schrijven. Heb ik hem tekort gedaan? Dan tot slot nog dit:
LTTLE JESUS
In een kamer in een woning in Veghel
Klimt een Jezusje van zijn crucifix
En trekt de wijde wereld in.
Eerst steelt hij een proefpaasstolletje
Bij de bakker.
Dan wordt hij achterna gezeten
Door een nijdige spreeuw
En de kat
Van de bakker
Die hij alle drie bekeert.
Leuk?
***
Van Erik Bindervoet verschenen eerder de dichtbundels Tijdelijk zelfportret met hoofd en plaatsbepaling, oranje (genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs) De saaiste jongen ter wereld, Aap, Voor altijd voor het eerst en Het spook van de vrijheid.
Samen met Robbert-Jan Henkes schreef hij onder meer Waar wij voor zijn en tegen en Bloemsdag en maakte hij vertalingen van Finnegans Wake, Hamlet en de songteksten van The Beatles en Bob Dylan.